Vivo deel A+B - Hoofdstuk 7 - Jouw omgeving en duurzaamheid oefentoetsen & antwoorden

Het is de tak van de biologie die de relaties tussen organismen en hun leefomgeving met levende en niet-levende natuur bestudeert.  Dit zijn factoren om een organisme heen die ervoor zorgen of het kan overleven of niet. Zo moet er bijvoorbeeld voldoende zuurstof, voedsel, water en bescherming zijn.  Biomassa is een verzamelnaam voor al het materiaal dat afkomstig is van planten en dieren. Het is de massa van een organisme zonder water.  Omnivoren. Een populatie is een groep organismen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en zich daar ook voortplanten.  Een steekproef in biologisch onderzoek is in een klein gebied over een kleine groep organismen of monsters om iets te leren over een grotere groep. Op basis van wat je daar vindt, probeer je iets te zeggen over de hele groep. Het is een handige manier om onderzoek te doen zonder alles te hoeven onderzoeken. Diersoorten die zich elk jaar over een grote afstand verplaatsen. Hierdoor is het verspreidingsgebied heel groot. Organismen die oorspronkelijk niet in Nederland voorkomen, maar zich door menselijke activiteit wel hier gevestigd hebben.  Gassen die warmte vasthouden binnen de atmosfeer. Deze gassen zijn:koolstofdioxidewaterdampmethaan Klimaatverandering met een toename van weersextremen.Zeespiegelstijging door het smelten van de ijskappen.  Resistent betekent dat een organisme ongevoelig is geworden voor giftige stoffen.  Hele kleine deeltjes van vaste stoffen in de lucht. De deeltjes zijn kleiner dan 10 micrometer. Fijnstof komt in je lijf door het inademen met de longen en via het voedsel.  Jouw bijdrage aan de toename van broeikasgassen op aarde. Dit is als gevolg van bijvoorbeeld consumptie en activiteiten.  Water, wind en zon Door de groei van de industrie komen er steeds meer schadelijke stoffen in het milieu. De schadelijke stoffen zitten in de lucht, het water en de grond.  Hierdoor wordt de leefomgeving van de planten en dieren vervuild, wat ook wel milieuvervuiling wordt genoemd. Hierdoor kunnen planten en dieren ziek worden of sterven. Overeenkomsten: Beide bevatten schakels (organismen).Verschillen: Een voedselketen is een aaneenschakeling van organismen. Een voedselweb bestaat uit meerdere voedselketens die door elkaar heen lopen. Producenten maken met behulp van fotosynthese glucose, een energierijke stof.Consumenten eten planten of andere dieren, waarbij zij gebruik maken van de energierijke stoffen uit het voedsel, door verbranding.Reducenten zetten de dode resten van de producten en consumenten om in mineralenMineralen worden uit de grond door producenten opgenomen voor de fotosynthese. Pijl 4, 5 & 6. Hier wordt de koolstof tijdens de verbranding uit het organisme getransporteerd en komt het als koolstofdioxide in de lucht terecht.Pijl 1. Koolstofdioxide wordt samen met water onder invloed van zonlicht omgezet in glucose. Emigratie is het vertrekken van een bepaalde soort om zich ergens anders te vestigen.Immigratie is het aankomen en het vestigen van een diersoort op een bepaalde plek. Als het aantal predatoren in een gebied toeneemt, heeft dat een negatief effect op de hoeveelheid prooidieren. Uiteindelijk zullen er te weinig prooidieren overblijven, waardoor er ook meer predatoren zullen sterven of uit het gebied vertrekken. Dit zorgt er weer voor dat het aantal prooidieren in het gebied kan stijgen. Gevolg hiervan is dat het aantal predatoren weer kan stijgen. Deze constante schommeling, waarbij predatoren en prooidieren elkaar in evenwicht houden, wordt biologisch evenwicht genoemd.  mogelijke antwoorden zijn;De rode vos is een makkelijke eter en heeft een gevarieerd dieet dat bestaat uit kleine zoogdieren, vogels, insecten, vruchten, en afval.De rode vos is in staat zich aan te passen aan uiteenlopende leefomstandigheden, van koude tot warme klimaten en van wilde natuur tot stedelijke omgevingen. De rode vos heeft een relatief hoge voortplantingscapaciteit, met gemiddeld vier tot zes jongen per worp. Deze hoge reproductiesnelheid zorgt ervoor dat de soort zich snel kan verspreiden.Het blauwe betekent dat de vos er "geïntroduceerd" is, oftewel de vos is er door mensen naartoe gebracht. Omdat Australië volledig omgeven wordt door zee, is het voor de vos onmogelijk om hier zelf naartoe te gaan.  Stikstof en ammoniak komen vooral uit mest en kunstmest. Als er te veel van in de natuur komt, kunnen sommige planten te snel groeien, wat algenbloei genoemd wordt, waardoor andere planten geen kans krijgen. Dit zorgt voor minder soorten planten en verstoort de natuur. Ook kunnen stikstof en ammoniak in de bodem en het water terechtkomen, wat slecht is voor planten en dieren. Bij hernieuwbaar zorgt de natuur ervoor dat ze de door ons gebruikte grondstoffen vervangt door nieuwe. Bij recyclen worden “oude” grondstoffen opnieuw gebruikt om een ander product te maken. Dit is minder duurzaam dan hernieuwbaar, omdat er meer energie gebruikt moet worden.  Mogelijke antwoorden zijn:− (geen/weinig) predatoren − (geen/weinig) besmettelijke ziekteverwekkers − (weinig) andere algeneters Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: − Door introductie van exotische soorten lopen inheemse soorten gevaar. − Exotische soorten kunnen tot een plaag uitgroeien. − Exotische soorten kunnen nieuwe ziektes introduceren. Methylkwik uit het water wordt opgeslagen in eetbare delen van organismen, die weer door andere organismen opgegeten worden.  Hoe hoger in de voedselpiramide (roofvissen), hoe meer van dit opgeslagen methylkwik gegeten en weer opgeslagen is, wat ook wel ophoping genoemd wordt. Als de hertenpopulatie de draagkracht overschrijdt, kunnen er voedseltekorten ontstaan, wat kan leiden tot meer sterfgevallen en een mogelijke afname van de populatie om weer in biologisch evenwicht te komenMogelijke antwoorden zijn;Op de Veluwe zijn er niet genoeg natuurlijke roofdieren om de hertenpopulatie in toom te houden.Een te grote populatie kan de verspreiding van ziektes onder de herten bevorderen.Een te grote hertenpopulatie kan leiden tot meer interacties met mensen, wat tot problemen kan leiden zoals verkeersongelukken en schade aan landbouwgewassen. Optimum Curve P hoort bij de Blauwe Reiger, Q hoort bij de Zilverreiger.Nee, de ligging van de tolerantiecurves verandert (op korte termijn) niet. Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: Het gebruik van fossiele brandstof zorgt voor een toename van CO2 in de atmosfeer en levert dus een bijdrage aan het versterkte broeikaseffect en het gebruik van bio-ethanol niet. Het CO2 dat vrijkomt bij het gebruik van bio-ethanol is kort daarvoor door de kerstbomen uit de atmosfeer is gehaald, waardoor het CO2 gehalte van de atmosfeer niet zal stijgen en er dus geen versterkt broeikaseffect is, terwijl dat bij het gebruik van fossiele brandstof wel zo is. Het antwoord bevat de volgende elementen: Er wordt duidelijk aangegeven dat er bij fossiele brandstof koolstof aan de C-kringloop wordt toegevoegd en bij kerstbomen niet.Toename van het CO2-gehalte leidt tot versterking van het broeikaseffect.