Vivo deel A+B - Hoofdstuk 6 - Leefomgeving en duurzaamheid oefentoetsen & antwoorden

Er komen dan schadelijke stoffen in het water, de bodem en de lucht. Dit maakt de leefomgeving ongezond. Reducenten zijn schimmels en bacteriën. Reducenten breken de resten van (dode) organismen helemaal af tot het mineralen zijn. Dat betekent: "Wordt gegeten door”. Je kunt ze in 3 verschillende groepen indelen, namelijk planteneters, vleeseters en alleseters.  Een populatie is een groep organismen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en zich daar ook voortplanten. Het sterftecijfer is hoger dan het geboortecijfer, waardoor de populatiegrootte afneemt.Er vindt meer emigratie dan immigratie plaats. Meer dieren vertrekken, waardoor de populatiegrootte afneemt. Bos, duinen, heide, polder, rivierlandschap, waddengebied. Het aantal verschillende soorten dat in een bepaald gebied leeft. Gassen die warmte vasthouden binnen de atmosfeer. Deze gassen zijn;koolstofdioxidewaterdampmethaan luchtvervuilingwatervervuilingbodemvervuiling Klimaatverandering waardoor het weer verandert en steeds heftiger wordt, zoals hele stevige regenbuien, zware stormen of juist hete zomersZeespiegelstijging door het smelten van de ijskappen.  Water, wind en zon. Overeenkomsten: Beide bevatten schakels (organismen).Verschillen: Een voedselketen is een aaneenschakeling van organismen. Een voedselweb bestaat uit meerdere voedselketens die door elkaar heen lopen. Producenten maken met behulp van fotosynthese glucose, een energierijke stof.Consumenten eten planten of andere dieren, waarbij zij gebruik maken van de energierijke stoffen uit het voedsel, door verbranding.Reducenten zetten de dode resten van de producten en consumenten om in mineralenMineralen worden uit de grond door producenten opgenomen voor de fotosynthese. Als er meer roofdieren in een gebied komen, wordt het moeilijker voor de prooidieren om te overleven. Uiteindelijk zullen er minder prooidieren zijn, en daardoor zullen ook de roofdieren minder worden of weggaan. Hierdoor kunnen de prooidieren weer in aantal toenemen, wat weer zorgt voor meer roofdieren. Dit op en neer gaan, waarbij roofdieren en prooidieren elkaar in balans houden, noemen we biologisch evenwicht. mogelijke antwoorden zijn;De rode vos eet gemakkelijk en heeft een afwisselend menu. Hij eet kleine dieren, vogels, insecten, vruchten, en zelfs afval.De rode vos kan zich goed aanpassen aan verschillende plekken. Hij kan leven in koude en warme gebieden, zowel in de natuur als in steden.De rode vos krijgt veel jongen, meestal vier tot zes per keer. Dit betekent dat er snel meer vossen kunnen komen.Nieuwe soorten kunnen de plek innemen van de soorten die er al leven. Ook kunnen ze nieuwe ziektes en plagen meebrengen.  Het versterkt broeikaseffect ontstaat doordat mensen veel fossiele brandstoffen, zoals olie, gas en steenkool, verbranden. Bij het verbranden van deze brandstoffen komt koolstofdioxide (CO2) vrij. Normaal gesproken nemen planten een deel van die CO2 op en zetten het om in zuurstof. Maar omdat er nu veel meer CO2 in de lucht komt dan planten kunnen verwerken, blijft er te veel van dat gas hangen. Dit zorgt ervoor dat de aarde steeds warmer wordt, omdat de warmte van de zon moeilijker kan ontsnappen. Dat heet opwarming van de aarde. Luchtverontreiniging en zoute zeewindIep → kever → merel. Let op: De voedselketen moet starten met een plant.De pijltjes moeten de goede kant op wijzen. Grafiek D. Er is een biologisch evenwicht. Als er veel lemmingen zijn, zal er een stijging van poolvossen komen. Als er te veel poolvossen zijn, zullen er minder lemmingen zijn omdat deze worden opgegeten. Hierdoor zal er minder voedsel overblijven en zullen ook de poolvossen weer in aantallen dalen.  Alleseter Mogelijke antwoorden zijn; Planten → rups → vogelPlanten → vogel → vosPlanten → konijn → vosA, koolstofdioxide en water Kwik uit het water wordt opgeslagen in algen, die weer door andere vissen opgegeten worden.  Hoe hoger in de voedselpiramide (roofvissen), hoe meer van dit opgeslagen kwik gegeten en weer opgeslagen is, wat ook wel ophoping genoemd wordt. Het gebruik van fossiele brandstof zorgt voor een toename van CO2 in de atmosfeer en levert dus een bijdrage aan het versterkte broeikaseffect en het gebruik van ethanol niet, omdat het hout dat ervoor in leven was juist de CO2 heeft helpen te verminderen.  Mogelijke antwoorden zijn;minder lang douchekachel lager zettenlichten uit als je niet in de kamer benthuis goed isoleren fietsen in plaats van met de autoduurzame energiebronnen gebruiken.Toelichting:Alles is terug te koppelen aan het minderen van het energieverbruik. Energie opwekken geeft CO2 uitstoot. Als je het energieverbruik kunt verminderen of kunt vervangen met een duurzame oplossing, dan daalt ook de CO2-uitstoot.