KERN Nederlands 2e ed - Hoofdstuk Grammatica deel 1 - Grammatica A t/m E oefentoetsen & antwoorden

De verkleinvorm -tje kan een woord ook een spottende betekenis geven.Wanneer je meneertje zegt i.p.v. meneer klinkt dit al snel spottend en belerend.   Het bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor het zelfstandig naamwoord. Het mooie meisje.Het bijvoeglijk naamwoord kan ook achter het zelfstandig naamwoord staan. De bloemen zijn mooi.Het bijvoeglijk naamwoord kan ook zelfstandig voorkomen, achter een lidwoord. Ik vind de rode leuk! Het bijvoeglijk naamwoord heeft trappen van vergelijking. Groen, groener, groenst.Het bijvoeglijk naamwoord kan ook van een werkwoord afgeleid zijn. De fluitende man. De vliegende vogel. Er kunnen meer bijvoeglijke naamwoorden achter elkaar staan.De leuke, lieve, intelligente leerling.  Bijwoorden geven extra informatie over tijd, plaats of omstandigheden.Van plaats of richting.Hier, daar, elders, rechts, links. Van frequentie (hoe vaak iets voorkomt).Wel, niet, soms, altijd.Van tijd of duur. Nu, toen, binnenkort, overmorgen.Van graad (de mate van iets). Heel, erg, weinig.Van mate (hoe iemand iets doet of hoe iets gebeurt). Snel, fraai, kort.Bijwoorden zeggen iets over een hele zin. Wanneer gaan we op vakantie?Waar gaan we naartoe?Hoe gaan we erheen?Bijwoorden zeggen iets over een bijvoeglijk naamwoord.Ik ben soms chagrijnig. Bijwoorden zeggen iets over een ander bijwoord.Dat horloge is heel erg duur. Let op! Bovenstaande voorbeelden zijn maar een aantal voorbeelden, er bestaan veel meer bijwoorden dan hier zijn genoemd.  a. bijvoeglijk naamwoord.Je kan bijvoeglijk naamwoord zowel in de verbogen als de onverbogen vorm schrijven (kijk voor meer uitleg naar vraag 2). b. lidwoord.Een lidwoord hoort altijd vóór het zelfstandige naamwoord of bijvoeglijk naamwoord te staan. c. bijvoeglijk naamwoord.Er zijn ook stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden. Dat zijn bijvoeglijke naamwoorden die bij materialen en stoffen horen.plastic, nylon, wol.  d. zelfstandige naamwoorden.  Eigennamen en merken zijn ook zelfstandige naamwoorden.e. bepaald lidwoord. Het bepaalde lidwoord het hoort bij o.a. ‘huis’, ‘gebouw’, ‘ijzer’, ‘konijntje’.  voltooid verleden tijd (vvt). Er wordt een hulpwerkwoord gebruikt (worden) dat in de verleden tijd staatHet hoofdwerkwoord (verbannen) staat in de voltooide tijd. onvoltooid verleden tijd (ovt). Er wordt maar één (hoofd)werkwoord gebruikt (toespreken) dat in de verleden tijd staat. voltooid tegenwoordige tijd (vtt). Er wordt een hulpwerkwoord gebruikt (hebben) dat in de tegenwoordige tijd staatHet hoofdwerkwoord (aanbieden) staat in de voltooide tijd. onvoltooid tegenwoordige tijd (ott). Er wordt maar één (hoofd)werkwoord gebruikt (ontvangen) dat in de tegenwoordige tijd staat. onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt). Er wordt een hulpwerkwoord gebruikt (zullen) dat in de verleden tijd staatHet hoofdwerkwoord (gaan) staat in de toekomende tijd. Mijn moeder en tante hebben vorig jaar een lange reis met de trein gemaakt.Met: voorzetselKarel is naar aanleiding van een vertrouwelijk incident op non-actief gezet.Naar aanleiding van: voorzetseluitdrukkingToen iedereen sliep, stapte hij zonder lawaai te maken de bus uit.Uit: achterzetsel.Ga jij dit jaar over of blijf je in vwo 2 zitten? Over: achterzetselIn verband met een storing doet Whatsapp het de hele dag niet.In verband met: voorzetseluitdrukkingWij hebben tot groot verdriet onze hond moeten laten inslapen.Tot: voorzetselDie jongeren zijn flink met graffiti bezig geweest; de hele voorgevel zit onder. Met: voorzetselOnder: achterzetsel Die leerling | is | op school | altijd | erg ijverig. Morgen | verhuist | Yente | haar   spullen | naar   haar   studentenkamer.De   galante   ridder | bond | zijn   paard | vast | aan   een   eikenboom.Maria | wil | een   brief | gaan   schrijven | aan   de   burgemeester.De weerman | was | erg optimistisch | over het weer | voor de komende week. Wanhopig zoekend keek hij door de aankomsthal. zoekend: onvoltooid deelwoord.keek: onvoltooid verleden tijd.Was jij gisteren ook lopend naar het feestje gegaan? lopend: onvoltooid deelwoord.gegaan: voltooid deelwoord.De wielrenners zijn nu de laatste etappe aan het fietsen.zijn: onvoltooid tegenwoordige tijdfietsen: infinitief.Het slechte weer bevordert nou niet bepaald de sfeer in de groep.bevordert: onvoltooid tegenwoordige tijd. Hun advocaat liet hen twee uur lang voor het gerechtsgebouw wachten.Hun = bezittelijk voornaamwoordHen =  persoonlijk voornaamwoordVolgende week vertel ik hem graag hoe het is afgelopen.ik = persoonlijk voornaamwoordhem = persoonlijk voornaamwoordhet = persoonlijk voornaamwoord. Het zal lastig zijn haar snel haar gedicht te laten afronden aangezien zij nu geen tijd meer heeft.Het = persoonlijk voornaamwoordhaar = persoonlijk voornaamwoordhaar = bezittelijk voornaamwoordzij = persoonlijk voornaamwoordWeet jij wie mijn schoenen zo mooi schoenen gepoetst heeft?jij = persoonlijk voornaamwoordmijn = bezittelijk voornaamwoordToelichting:Bij zin b en c is het géén lidwoord omdat er geen zelfstandig naamwoord achter staat. Wel is het een persoonlijk voornaamwoord omdat het hier betrekking heeft op hetgeen/ het ding dat is afgelopen. Let op: er zijn meerdere antwoorden mogelijk, hieronder worden voorbeelden van zinnen die mogelijk zijn gegeven. Die toelichting was overbodig, ze duurde veel te lang.Het zelfstandig naamwoord (de) toelichting is een vrouwelijk woord. Daarom is het persoonlijk voornaamwoord dat ernaar verwijst ‘ze’. De film eindigde in een enorme climax, hij verraste ons allemaal.  Het zelfstandig naamwoord (de) climax is een mannelijk woord. Daarom is het persoonlijk voornaamwoord dat ernaar verwijst 'hij'. Hij heeft gisteren zijn verklaring aan de politie afgegeven. Het onderwerp van de zin is ‘hij’ en de verklaring is van hem; hier hoort het bezittelijk voornaamwoord ‘zijn’ bij. Als ze me vragen wat mijn mooiste eigenschap is, dan zeg ik: creativiteit. Het onderwerp van de zin is ‘me’ en de eigenschap is van ‘mij’; hier hoort het bezittelijk voornaamwoord ‘mijn’ bij.