KERN Nederlands 2e ed - Hoofdstuk Grammatica deel I - les A t/m E oefentoetsen & antwoorden

a = niet waar. Een sjibbolet geldt óók voor dialecten. Een Amsterdammer spreekt de z uit als een s. In een zin kunnen nul, één of twee voorwerpen staan. Dit hangt af van de betekenis van het zelfstandig werkwoord. Bij het werkwoord geven is er altijd iemand (voorwerp) aan wie je iets (voorwerp) geeft. Ik geef jou een bos bloemen. iemand (voorwerp) = jouiets (voorwerp) = bos bloemenBij het werkwoord kopen staat er maar één voorwerp, want je koopt iets (voorwerp).Ik koop een bos bloemen. iets (voorwerp) = bos bloemenDe werkwoorden slapen, vliegen, zwemmen, etc. kunnen geen voorwerpen krijgen.Je kunt niet zeggen: ik slaap iets of iemand. bedelenbedelen = smekend vragenbedelen = als deel toewijzendolfijndolfijn = heel fijn dolfijn = een zoogdiervalkuilvalkuil = een kuil waar je in kan vallenvalkuil = een soort vogelLet op: hier verandert de uitspraak door de k aan val toe te voegen of weg te laten. De klemtoon ligt nog steeds op de eerste lettergreep.voornaamvoornaam = roepnaamvoornaam = vooraanstaandverfrommelverfrommel = van het werkwoord verfrommelenverfrommel = rommel die je maakt bij het verven Let op: hier verandert de uitspraak door de f aan ver toe te voegen of weg te laten. De klemtoon ligt nog steeds op de eerste lettergreep.massagebed massagebed = gebed gedaan voor een grote groep mensenmassagebed = bed bij een masseurhomograafhomograaf = een graaf die homo ishomograaf = woord voor twee woorden die hetzelfde geschreven worden maar een andere betekenis hebben afhankelijk van waar de klemtoon staat Ik heb de papieren handleiding even uitgeprint.zelfstandige naamwoord = handleiding lidwoord = debijvoeglijke naamwoord = papieren werkwoorden = heb, uitgeprintvoorzetsels = Xbijwoord = evenMen neme een slok koude melk tegen brandend maagzuur.zelfstandige naamwoorden = slok, melk, maagzuur lidwoord = eenbijvoeglijke naamwoorden = koude, brandendwerkwoord = nemevoorzetsels = Xbijwoord = tegenDeze hardwerkende man is de langst regerende koning die we in Europa kennen.zelfstandige naamwoorden = man, koning, Europalidwoord = debijvoeglijke naamwoorden = hardwerkende, langst, regerende    werkwoorden = is, kennenvoorzetsel = inbijwoorden = XDe geverfde deuren die in de nieuwe hal zijn geplaatst zijn nog lang niet droog.zelfstandige naamwoorden = deuren, hallidwoorden = de, debijvoeglijke naamwoorden = geverfde, nieuwe, droogwerkwoorden = zijnvoorzetsels = inbijwoorden = nog, lang, nietOmdat zij zich erg hard gestoten had, moesten ze meteen naar de huisarts.zelfstandige naamwoord =  huisartslidwoorden = debijvoeglijke naamwoorden = hardwerkwoorden = gestoten, had, moestenvoorzetsels = naarbijwoorden = erg, meteen Ik heb de papieren handleiding even uitgeprint.Ik is een persoonlijk voornaamwoordMen neme een slok koude melk tegen brandend maagzuur.Men is een onbepaald voornaamwoordDeze hardwerkende man is de langst regerende koning die we in Europa kennen.Deze is een aanwijzend voornaamwoordDe geverfde deuren die in de nieuwe hal zijn geplaatst zijn nog lang niet droog.die is een betrekkelijk voornaamwoordOmdat zij zich erg hard gestoten had, moesten ze meteen naar de huisarts.zij en ze zijn persoonlijk voornaamwoordenzich is een wederkerend voornaamwoord Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm en alle werkwoorden in de zin.Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een naamwoordelijk deel en een werkwoordelijk deel.Het naamwoordelijk deel kan bestaan uit:een bijvoeglijk naamwoord met eventuele aanvullingenDavid is stout. een zelfstandig naamwoord met eventuele aanvullingenDavid is de broer van Jasper. een uitdrukking met een voorzetsel of bijwoordDavid is de pineut. Jannes rekent er niet meer op.Dit is een voornamelijk bijwoord dat gesplitst is en van het voornamelijk bijwoord erop komt. Die sleutels lagen hier net nog!Dit is een bijwoord van plaats.Waarom wist hij niet meer wanneer zijn paspoort verlengd moest worden?Waarom is een vragend bijwoord.Wanneer is hier een bijwoord van plaats.Hier heb ik geen antwoord op hoor!Dit is een voornamelijk bijwoord dat gesplitst is en van het voornamelijk bijwoord hierop komt.  Wat is het hoogste gebouw dat je ooit bezocht hebt?Wat is in deze zin een vragend voornaamwoord omdat je het in deze zin gebruikt om iets te vragen. Dat is in deze zin een betrekkelijk voornaamwoord omdat het in deze zin terugverwijst naar het antecedent: ‘het hoogste gebouw’. Waar leid je die conclusie uit af? Die is in deze zin een aanwijzend voornaamwoord omdat het in deze zin naar het zelfstandig naamwoord dat erachter staat verwijst (conclusie). Niemand zag die orkaan aankomen, zelfs de meteorologen niet!Niemand is in deze zin een onbepaald voornaamwoord omdat het onduidelijk is wie er precies bedoeld worden.De smaken in deze soep complementeren elkaar echt goed. Elkaar is in deze zin een wederkerig voornaamwoord omdat de actie, in deze zin (de smaken in de soep), wederzijds is. De smaken maken elkaar wederzijds beter.  De sporter houdt op dit moment trots zijn beker omhoog.Dit is een werkwoordelijk gezegdeWordt het nieuwe lokaal meteen in gebruik genomen?Dit is een naamwoordelijk gezegdeDe quizmaster vereenvoudigt de vraag nu iets door de kandidaat een hulplijn aan te bieden.Dit is een werkwoordelijk gezegdeRaad eens hoeveel mijn mobieltje heeft gekost.Dit is een werkwoordelijk gezegdeHet postorderbedrijf verzendt je bestelling pas nadat de betaling is ontvangen.Dit is een werkwoordelijk gezegdeHet weer in Turkije bleek erg tegen te vallen. Dit is een naamwoordelijk gezegde zorgen voorgeloven indenken aanverlangen naarverheugen opschenken aanmeedoen metdeelnemen aangebruik maken van