Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: behoeften en middelen, schaarste, soorten inkomen en soorten uitgaven, begroten, de budgetlijn.
Toets Economie
Pincode 7e ed/FLEX
Online maken
Toets afdrukken
Voeding, kleding en onderdak zijn primaire behoeften. Goederen zijn tastbaar en diensten zijn niet tastbaar. Toelichting: Als in een vraag om een vergelijking wordt gevraagd, maak de vergelijking dan ook altijd duidelijk in je antwoord. Noem hier dus zowel “goederen” als “diensten” in je antwoord. Diensten zijn niet tastbaar: je koopt niet iets dat je in je hand mee naar huis neemt. Bijv. een knipbeurt bij de kapper. De kapper en je haar kun je aanraken, maar ‘de knipbeurt’ die je consumeert is ontastbaar. Voor een primair inkomen moet je een tegenprestatie leveren (arbeid of bezit ter beschikking stellen), voor een overdrachtsinkomen hoeft dat niet.Toelichting: “Voor een primair inkomen moet je werken en voor een overdrachtsinkomen niet” is niet juist. Er zijn ook andere tegenprestaties die je kunt leveren om een primair inkomen te ontvangen, zoals bezit ter beschikking stellen. Overdrachtsinkomens zijn bijvoorbeeld uitkeringen zoals een AOW-uitkering, bedrijfspensioenuitkeringen, WW-uitkering, en toeslagen zoals de kinderopvangtoeslag, huurtoeslag of zorgtoeslag. Secundair inkomen (oftewel besteedbaar inkomen) = primaire inkomens (uit arbeid en uit bezit) + overdrachtsinkomens – belastingen. Toelichting:Bijvoorbeeld: iemand verdient in 2024 € 60.000 aan loon, € 1.000 aan rente, € 500 aan kinderbijslag en moet in totaal € 20.000 afdragen aan belastingen. Zijn secundair inkomen in 2024 = 60.000 + 1.000 + 500 - 20.000 = € 41.500. - Inkomsten verhogen - Bezuinigen (= uitgaven verlagen) Zonlicht en zeewater zijn ‘vrije producten’. Een schoon strand, een handdoek, een ijsje en een strandbal zijn ‘schaarse producten’. Toelichting:Producten zijn schaars als je middelen (tijd en/of geld) nodig hebt om ze te krijgen of maken. Als je helder bronwater tegenkomt in de natuur, dan is dit drinkbaar zonder dat er middelen opgeofferd hoeven te worden. Het is dan een vrij goed. Maar vaak is het nodig om bijvoorbeeld rivierwater eerst drinkbaar te maken met waterzuiveringsinstallaties. Er moeten dus middelen (tijd en geld) voor ingezet worden en dan is het schaars. Toelichting:Bij een “leg uit”- of “verklaar”-vraag is het belangrijk dat je je kennis van de begrippen in het antwoord terug laat komen. In dit geval dus wat het onderscheid is tussen een schaars goed en een vrij goed. Dit kenmerkende verschil is in het antwoord onderstreept. De bol wol kun je op verschillende manieren inzetten: je kunt er bijvoorbeeld een muts, een sjaal of een trui van maken. Zakgeld is een overdrachtsinkomen, want je hoeft er geen tegenprestatie voor te leveren. Toelichting: Het kenmerkende verschil tussen primair inkomen en overdrachtsinkomen is het wel/niet moeten leveren van een tegenprestatie. Dit moet dus in je uitleg terugkomen. Als je meer ontvangt aan overdrachtsinkomen dan je aan belasting betaalt, dan is je secundair inkomen hoger dan je primair inkomen.Toelichting: Secundair inkomen = primaire inkomens + overdrachtsinkomens – belastingen. Deze ‘formule’ is hier de basiskennis. Het kan helpen om deze op te schrijven in je antwoord; dat helpt bij het nadenken. Vervolgens kun je voor jezelf een voorbeeld bedenken: hoe kan iemand bijvoorbeeld maar € 1.000 primair inkomen hebben en toch € 5.000 secundair inkomen? Dan moet er dus meer aan overdrachtsinkomen bijgeteld zijn dan aan belastingen en premies betaald. Let op! Alleen noteren dat iemand ook nog een overdrachtsinkomen kan hebben, is niet volledig juist. Het gaat erom dat je de complete ‘formule’ kent en ook alle elementen daaruit behandeld. Het verschil tussen primair en secundair inkomen bestaat uit overdrachtsinkomen en belastingen, dus beide moeten in je antwoord terugkomen. Nummer 1.Toelichting: Voor een subsidie hoef je geen tegenprestatie te leveren. Je krijgt deze ‘gewoon’ van de overheid. Loon is een inkomen uit arbeid en dus primair. Voor huur en rente moet je je bezit (een gebouw of spaargeld) ter beschikking stellen en dus zijn dit ook primaire inkomens. Nummers 2, 3, 7 en 8.Toelichting: Vaste lasten zijn uitgaven waar je ‘aan vast zit’ via een contract. Vaak is er sprake van een vaste betaling/afschrijving per maand, kwartaal of jaar. Nummers 1, 4 en 10 komen misschien ook wel maandelijks voor, maar dit zijn geen vaste bedragen die in een contract vastliggen. Het zijn huishoudelijke uitgaven. (850 - 1.800) / 1.800 x 100% = -52,8% dus het inkomen is met 52,8% gedaald. (1.800 - 850) / 850 x 100% = 111,8% dus het inkomen stijgt dan met 111,8%. Toelichting: Een procentuele verandering kun je berekenen met ‘de formule’ (nieuw - oud) / oud x 100%, maar er zijn nog andere manieren. Als je op een andere manier op hetzelfde antwoord uitkomt, dan is jouw manier ook een juiste. Merk op dat het inkomen daalt van € 1.800 naar € 850 en dat dat een daling van 52,8% betreft, maar dat dat niet betekent dat het andersom van € 850 naar € 1.800 ook een stijging van 52,8% is. Dat komt doordat je een ander basisgetal op 100% zet. Bij vraag a wordt de daling procentueel uitgedrukt t.o.v. € 1.800 (de ‘oud’ in de noemer), maar bij vraag b wordt de stijging procentueel uitgedrukt t.o.v. € 850. Schrik niet van een antwoord van boven de 100%. Een stijging van meer dan 100% betekent dat het getal meer dan verdubbeld is. Dat klopt hier ook. 850 + 557 / 3 = € 1.035,672.800 - 700 + 1.035,67 = € 3.135,67 Toelichting: De uitkering van moeder en de kinderbijslag zijn allebei vormen van overdrachtsinkomen. De kinderbijslag is per kwartaal gegeven. In een kwartaal zitten drie maanden. Het budget is het bedrag dat je kunt uitgeven. Hiervoor is het nodig om de belasting van het primaire inkomen van vader af te halen. Wat overblijft, is wat ze kunnen uitgeven. a. Toelichting: De bedragen van de boodschappen en het zakgeld zijn gegeven per week en moeten dus nog worden omgerekend naar een bedrag per maand met ‘de formule’: maandbedrag = weekbedrag x 52 / 12. Voor de boodschappen is dat dus € 180 x 52 / 12 = € 780. b. Er is een tekort van 3.229,33 - 3.135,67 = € 93,66 Toelichting: Als Kevin 0 peren koopt, kan hij maximaal 20 / 0,50 = 40 kiwi’s kopen. Als Kevin 0 kiwi’s koopt, kan hij maximaal 20 / 0,40 = 50 peren kopen. 20 = 0,40P + 0,50K Mogelijke antwoorden zijn: Het budget van Kevin is lager geworden; of Peren en kiwi’s zijn allebei met hetzelfde percentage duurder geworden Toelichting: Als de budgetlijn evenwijdig naar links schuift, betekent dat dat Kevin minder peren en minder kiwi’s kan kopen. Het meest logische antwoord is dat zijn budget is gekrompen. Een hogere prijs van zowel peren als kiwi’s kan alleen tot een evenwijdige verschuiving van de budgetlijn leiden, als de richtingscoëfficiënt / de helling van de lijn hetzelfde blijft. Hiervoor moet de verhouding tussen de prijs van een peer en de prijs van een kiwi gelijk blijven, en de prijzen dus in verhouding / relatief / procentueel hetzelfde stijgen.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.