Pincode 7e ed/FLEX - Hoofdstuk 1 - Economie is meer dan geld oefentoetsen & antwoorden

Alles wat je nodig hebt of graag wilt hebben, noem je behoeften. Je kunt niet alles kopen waar je behoefte aan hebt en soms heb je niet genoeg tijd voor alles wat je wilt. Daarom moet je keuzes maken. Het vak economie gaat over behoeften die mensen hebben en hoe zij die kunnen vervullen. Omdat je niet alle behoeften kunt vervullen, gaat het bij economie ook om het maken van keuzes.Keuzes die producenten moeten maken zijn, wat ze willen verkopen en voor welke prijs. Geld is een geschikt ruilmiddel, omdat je geld goed kunt bewaren, je makkelijk geld in stukjes kunt opdelen en iedereen wil het graag hebben.Toelichting: twee van deze antwoorden zijn voldoende.Twee soorten geld zijn chartaal en giraal geld. Chartaal geld is munten enBankbiljetten en giraal geld is geld op je bankrekening waarmee je kunt betalen. Garantie is een verzekering van de producent (of van de verkoper) dat het product dat je koopt goed is. Als het product stuk gaat of niet goed is, kan de producent of winkelier het product repareren of vervangen, het geld teruggeven of een tegoedbon geven.Als gewone slijtage vergoed zou worden, zouden de producenten en winkeliers   vrijwel alle producten moeten vergoeden (denk aan slijtage van schoenen).Je kunt terecht bij de Consumentenbond voor betrouwbare informatie over producten. Deskundigen testen voor de Consumentenbond allerlei producten van verschillende merken. De Consumentenbond geeft ook voorlichting over wat je rechten zijn als consument. De kinderbijslag wordt meer naarmate kinderen ouder worden, omdat de kosten  steeds hoger worden. Bijvoorbeeld kinderen gaan naar school, kleren worden  duurder, kinderen eten meer, etc.De kinderbijslag per kwartaal (3 maanden) voor een 10 jarig kind is € 342,05. Dat is per jaar € 342,05 x 4 (een jaar heeft 4 kwartalen) = € 1.368,20. € 2.016€ 25,80€ 5.400, 50Opmerking: bij b en c komt na het woord euro een bedrag in centen. Daar zet je dus een komma. Als het duidelijk om geld gaat wordt het woord euro weggelaten. Vijfentwintig euro tachtig wordt dan vijfentwintig tachtig.Bij duizendtallen en miljoenen noteer je een punt. Bij a en c gaat het om duizendtallen. In voorbeeld drie wordt geen geld gebruikt. Josephine gebruikt de auto van haar vader. In ruil daarvoor betaalt Josephine de benzine en kookt voor haar vader op de dagen dat ze de auto leent. Josephine geeft haar vader voor het gebruik van de auto geen geld, maar goederen/diensten.  In de andere drie voorbeelden wordt geld gebruikt als ruilmiddel (=indirecte ruil).Drie makrelen zijn tien eieren waard. Dus één makreel is tien delen door drie is drie en één derde ei waard.Nee, eieren en makrelen zijn geen geschikte ruilmiddelen, omdat ze snel bederven.            Of: Ja, eieren en makrelen zijn geschikte ruilmiddelen als ze na de ruil snel worden geconsumeerd. € 6,55       (6 ligt dichter bij 5 dan bij 0)€ 70,85     (3 ligt dichter bij 5 dan bij 0)€ 4,30       (1 ligt dichter bij 0 dan bij 5)€ 45,85     (4 ligt dichter bij 5 dan bij 0) Het gaat bij het restaurant vooral om diensten: mensen laten eten in een gezellige ruimte en verhuren van een vergaderzaal. Er worden wel producten gebruikt om het eten en drinken klaar te maken, maar het gaat vooral om de diensten.Eten en drinken is een basisbehoefte, maar eten en drinken kun je ook thuis. Uit    eten gaan is geen basisbehoefte. Je zou het kunnen missen. Het totale bedrag van de consumpties is € 8,95 + 3,05 + € 3,88 = € 15,88.Het gemiddelde bedrag van de consumpties is € 15,88 : 3 = € 5,29. Het cadeau voor moederdag, de jurk en de schoenen zijn met de pinpas afgerekend. Het gaat van de ene bankrekening naar de andere bankrekening en dat is giraal. Het broodje en de smoothie zijn betaald met chartaal geld.Uitgaven: € 35,60 (cadeautje) + € 59,35 (jurk) + € 8,95 (broodje en smoothie + € 34,95 (schoenen) = € 138,85.Nieuw saldo = oud saldo - (girale) uitgaven.€ 151,65 - € 129,90 = € 21,75.Let op: het geld waarmee je het broodje en de smoothie hebt betaald zat in je portemonnee. Dat geld stond niet op bankrekening en wordt dus ook niet van het oude banksaldo afgehaald. Met procenten een getal berekenen doe je in drie stappen:Stap 1: Maak van de vraag een som.          25% van 28 = …             Stap 2: Maak van het percentage een decimaal getal.         25 : 100 = 0,25            Stap 3: Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal.         0,25 x 28 = 7            Er zitten dus 7 jongens in deze klas.Met procenten een getal berekenen doe je in drie stappen:Stap 1: Maak van de vraag een som.          7% van € 180 = …            Stap 2: Maak van het percentage een decimaal getal.         7 : 100 = 0,07             Stap 3: Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal.         0,07 x € 180 = € 12,60            De prijs wordt € 12,60 duurder.De nieuwe prijs wordt de oude prijs + de prijsverhoging is € 180 + € 12,60 = € 192,60. De hamburger in Finland heeft de hoogste prijs per 100 gram (€ 1,90 per 100 gram).De hoogste prijs is € 1,90 per 100 gram (Finland). De laagste prijs is € 1,06 per 100 gram (Duitsland). Het verschil is € 1,90 - € 1,06 = 0,84 per 100 gram.De voorkeur op basis van vergelijkend warenonderzoek gaat uit naar een hamburger uit Nederland. De hamburger uit Nederland is goedkoper dan de hamburger uit Finland. Ook scoort de hygiëne hoger en is de vlees-samenstelling beter dan bij de hamburger uit Finland.Opmerking: het totaalgewicht van de hamburger uit Nederland is wel kleiner dan het totaalgewicht van de hamburger uit Finland, maar dan maakt nauwelijks iets uit.d.  Hamburgers kunnen in een vergelijkend warenonderzoek ook met elkaar worden      vergeleken op zoutgehalte en vetgehalte.