KERN Nederlands 2e ed - Hoofdstuk Grammatica deel I - les A t/m E oefentoetsen & antwoorden

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm en alle werkwoorden in de zin.Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een naamwoordelijk deel en een werkwoordelijk deel.Het naamwoordelijk deel kan bestaan uit:een bijvoeglijk naamwoord met eventuele aanvullingenDavid is stout. een zelfstandig naamwoord met eventuele aanvullingenDavid is de broer van Jasper. een uitdrukking met een voorzetsel of bijwoordDavid is de pineut. Met voegwoorden verbind je hele zinnen, zinsdelen of losse woorden aan elkaar. Ze geven aan hoe de samengevoegde delen met elkaar samenhangen. Enkele voorbeelden zijn: en, maar, dus, want, zodat, of, opdat, om te, dat. Jannes rekent er niet meer op.Die sleutels lagen hier net nog!Waarom wist hij niet meer wanneer zijn paspoort verlengd moest worden?Hier heb ik geen antwoord op hoor! Drie = bepaald hoofdtelwoord Veel = onbepaald hoofdtelwoordVierde = bepaald rangtelwoordEnkele = onbepaald hoofdtelwoord Ik heb de papieren handleiding even uitgeprint.zelfstandige naamwoord = handleiding lidwoord = debijvoeglijke naamwoord = papieren werkwoorden = heb, uitgeprintHij neemt een slok koude melk tegen brandend maagzuur.zelfstandige naamwoorden = slok, melk, maagzuur lidwoord = eenbijvoeglijke naamwoorden = koude, brandendwerkwoord = neemtDeze hardwerkende man is de langst regerende koning die we in Europa kennen.zelfstandige naamwoorden = man, koning, Europalidwoord = debijvoeglijke naamwoorden = hardwerkende, langst, regerende    werkwoorden = is, kennenDe geverfde deuren die in de nieuwe hal zijn geplaatst zijn nog lang niet droog.zelfstandige naamwoorden = deuren, hallidwoorden = de, debijvoeglijke naamwoorden = geverfde, nieuwe, droogwerkwoorden = zijnOmdat zij zich erg hard gestoten had, moesten ze meteen naar de huisarts.zelfstandige naamwoord =  huisartslidwoorden = debijvoeglijke naamwoorden = hardwerkwoorden = gestoten, had, moesten Ik heb de papieren handleiding even uitgeprint.Ik is een persoonlijk voornaamwoordHij neemt een slok koude melk tegen brandend maagzuur.Hij is een persoonlijk voornaamwoordDeze hardwerkende man is de langst regerende koning die we in Europa kennen.Deze is een aanwijzend voornaamwoordDe geverfde deuren die in de nieuwe hal zijn geplaatst zijn nog lang niet droog.die is een betrekkelijk voornaamwoordOmdat zij zich erg hard gestoten had, moesten ze meteen naar de huisarts.zij en ze zijn persoonlijk voornaamwoordenzich is een wederkerend voornaamwoord danst = zwwzullen = hww, vertrekken = zww schrijft = zwwlijkt = kwwheeft = hww, gelezen = zww is = kww Toelichting:Een zelfstandig werkwoord (zww) is het werkwoord aangeeft wat er in de zin gebeurt:  een handeling, gebeurtenis of toestand. Het kan op zichzelf staan in een zin.Voorbeeldzin: Zij leest een boek.Zelfstandig werkwoord: leestEen hulpwerkwoord (hww) ondersteunt (helpt) het zelfstandig werkwoord en geeft extra informatie over bijvoorbeeld tijd, maar het heeft zelf geen zelfstandige betekenis in de zin.Voorbeeldzin: Zij heeft een boek gelezen.Hulpwerkwoord: heeftZelfstandig werkwoord: gelezenEen koppelwerkwoord (kww) verbindt het onderwerp van de zin met een eigenschap of toestand, Dit kan zowel een bijvoeglijk naamwoord als een zelfstandig naamwoord zijn. Het drukt geen handeling uit.Voorbeeldzin: Zij is blij. Wat is het hoogste gebouw dat je ooit bezocht hebt?Wat is in deze zin een vragend voornaamwoord omdat je het in deze zin gebruikt om iets te vragen. Dat is in deze zin een betrekkelijk voornaamwoord omdat het in deze zin terugverwijst naar het antecedent: ‘het hoogste gebouw’. Waar leid je die conclusie uit af? Die is in deze zin een aanwijzend voornaamwoord omdat het in deze zin naar het zelfstandig naamwoord dat erachter staat verwijst (conclusie). Niemand zag die orkaan aankomen, zelfs de meteorologen niet!Niemand is in deze zin een onbepaald voornaamwoord omdat het onduidelijk is wie er precies bedoeld worden.De smaken in deze soep complementeren elkaar echt goed. Elkaar is in deze zin een wederkerig voornaamwoord omdat de actie, in deze zin (de smaken in de soep), wederzijds is. De smaken maken elkaar wederzijds beter.  Tom en Lisa besloten een vakantie naar de Waddeneilanden te boeken, omdat ze de natuur wilden verkennen. Terwijl ze op de veerboot naar Texel zaten, genoten ze van het uitzicht op de zee. Hoewel het weer aanvankelijk somber was, brak de zon door toen ze aankwamen. Ze huurden fietsen en begonnen aan hun avontuur over het eiland.De eerste dag verkenden ze de duinen terwijl ze foto's maakten van de wilde bloemen. Omdat ze honger kregen, stopten ze bij een lokale taverne voor een lunch van verse vis. Na de lunch fietsten ze verder naar een vogelreservaat, waar ze zeldzame vogels konden observeren. Tom en Lisa voelden zich helemaal ontspannen, terwijl ze naar het geluid van de golven luisterden.'s Avonds gingen ze naar het strand omdat ze de zonsondergang wilden zien. Nadat de zon was ondergegaan, liepen ze terug naar hun accommodatie, moe maar voldaan. Het was een perfecte dag, aangezien ze zowel rust als avontuur hadden gevonden. In onderstaande uitwerking zie je het voorzetsel dat je moet invullen en daarbij het werkwoord waar het voorzetsel aan ‘vast’ zit. Je kunt bij het werkwoord dus geen ander voorzetsel gebruiken. Op – ingaan opVan – afstand doen van Naar – gissen naarIn – inzage hebben inVoor – bestemd zijn voorOp – gemunt hebben op iets of iemandMet – geen genoegen nemen metOp – hopen opBij – dwepen bijOp – gek zijn opOver – zich ergeren over ietsBij – beklagen bijOver – beschikken overTegen of jegens– argwaan koesteren tegen/jegens iemandToe – toewensenBij – baat vinden bij ietsOp – in antwoord opVan – op de hoogte zijn van Van – ter hoogte vanIn – inzicht hebben inOp – een beroep doen op iemandMet – eens worden met iemand (let op: eens worden over iets)aan – iemand aan iets herinnerenvan – ter gelegenheid vanop – geabonneerd zijn op ietsvan – gebruik maken van ietsin – behagen scheppen in ietstot – iemand tot iets bewegen De sporter houdt op dit moment trots zijn beker omhoog.Dit is een werkwoordelijk gezegdeWordt het nieuwe lokaal meteen in gebruik genomen?Dit is een naamwoordelijk gezegdeDe quizmaster vereenvoudigt de vraag nu iets door de kandidaat een hulplijn aan te bieden.Dit is een werkwoordelijk gezegdeRaad eens hoeveel mijn mobieltje heeft gekost.Dit is een werkwoordelijk gezegdeHet postorderbedrijf verzendt je bestelling pas nadat de betaling is ontvangen.Dit is een werkwoordelijk gezegdeHet weer in Turkije bleek erg tegen te vallen. Dit is een naamwoordelijk gezegde