All Right! MAX
- Hoofdstuk 2 - Wales
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 2|Vwo/gym
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Vocabulary,
Expressions,
Writing,
Grammar
Quantifiers
Comparisons
Relative pronouns
Past simple
Toets Engels
All Right! MAX
Online maken
Toets afdrukken
zwaartekrachtdoodsbangvoetgangerinvetten(laten) wekenmodern, van nuvrije tijdaanbevelen featureherbacceleratedelightfulrectangularstewitineraryparticipate recipe (recept)wooden (houten)amazing (fantastisch)frying pan (koekenpan)add (toevoegen)hiking (wandelen)railway (spoorweg)dried (gedroogd) shapethickironweightroundwidthstoneheight How do I get from the shopping mall to the castle?Could you tell me where I need to get off, please?I’m looking for the library. Am I going the right way?Go straight ahead until you reach Main Street.There is a church right across the street.There’s a large sculpture in front of it.She thinks fairs with lots of food stalls are the best.Events which draw large crowds aren’t really my thing. a. many (telbaar, vragend)b. a few (telbaar, bevestigend)c. much (ontelbaar, bevestigend)d. a little (ontelbaar, bevestigend)e. little (ontelbaar, bevestigend, negatief)f. a lot of (telbaar, bevestigend) Toelichting:Quantifiers: much (veel), many (veel), a lot of (veel), a few (een paar), few (weinig), a little (een beetje), little (weinig) Wanneer gebruik je welk woord? TelbaarOntelbaar Bevestigende zinnenMany (alleen formeel)I have many friends.Much (alleen formeel)I donate much money to charity.A lot of (informeel)I have a lot of friends.A lot of (informeel)I donate a lot of money to charity.Lots of (zeer informeel)I have lots of friends.Lots of (zeer informeel)I donate lots of money to charity.Few (negatief)I have few friends who would do that for me.Little (negatief)I have little time to help you.A few (positief)I have a few friends who would help me with that.A little (positief)I have a little time to help you.Ontkennende zinnenManyI do not have many books.MuchI don’t have much time for lunch.Vragende zinnenManyDo you have many books?MuchWhy are you wasting so much time?Few (negatief)Do you have few friends?Little (negatief)Do you have little money?A few (positief)Do you have a few minutes for me please?A little (positief)Do you have a little money for a good cause? a. whose (bezit van iemand)b. whom (na voorzetsel, verwijst naar persoon)c. who (verwijst naar een persoon, er staan komma’s)d. which (verwijst naar een ding, er staan komma’s)e. whom (na voorzetsel, verwijst naar persoon)f. that (verwijst naar een persoon, geen komma’s)Toelichting:Relative pronouns: Who, whose, whom, which, thatGebruik: in een bijzin om terug te verwijzen naar iets / iemand in de hoofdzin.Who verwijst naar personen. Voorbeeld: This is the boy who fixed my bikeWhich verwijst naar dieren en dingen. Voorbeeld: This is the puppy which tore my shoes.That kun je soms gebruiken in plaats van who of which. In dat geval kun je het deel van de zin dat begint met who of which – de bijzin – niet weglaten zonder dat de overgebleven zin onduidelijk wordt of van betekenis verandert. Er staat dan géén komma voor de bijzin. Voorbeeld: This is the boy that fixed my bike. This is the puppy that tore my shoes. Whose verwijst naar personen, dieren of dingen. Je geeft ermee aan van wie iets is of waar iets bij hoort. Voorbeeld: The woman whose bag was stolen is inconsolable. Whom gebruik je direct na een voorzetsel, als je verwijst naar personen. Het klinkt erg formeel en er wordt in spreektaal vaak gewoon who gebruikt. Voorbeeld: The woman to whom he is smiling is his ex. the laziestas smart astaller thanthe worstnot as busy astastier than Toelichting: Comparisons -er / -est Bijvoeglijke naamwoorden met één lettergreep krijgen in de vergrotende trap -er en in de overtreffende trap -est. Eindigen ze al op een -e, dan krijgen ze alleen een een -r in de vergrotende trap en een -st in de overtreffende trap. Voorbeeld: long – longer (than) – (the) longest. Wide – wider (than) – (the) widest.Als het woord eindigt op een klinker en medeklinker, dan wordt de medeklinker verdubbeld. Voorbeeld: hot – hotter (than) – (the) hottest.Ook bijvoeglijke naamwoorden met twee lettergrepen die eindigen op -er, -le of -ow krijgen in de vergrotende trap -er en in de overtreffende trap -est. - Voorbeeld: clever – cleverer (than) – (the) cleverest.Bij bijvoeglijke naamwoorden met twee lettergrepen die eindigen op -y, verandert de -y eerst in een i alvorens -er wordt toegevoegd in de vergrotende trap en -est in de overtreffende trap. Voorbeeld: pretty – prettier (than) – (the) prettiest.2. more ... / most ... Bijvoeglijke naamwoorden met twee of meer lettergrepen krijgen in de vergrotende trap more en in de overtreffende trap most. Voorbeeld: powerful – more powerful (than) – (the) most powerful3. Onregelmatige vormenSommige bijvoeglijke naamwoorden hebben onregelmatige vormen in de vergrotende trap en de overtreffende trap. Leer deze vormen uit je hoofd. Voorbeeld: bad – worse (than) – (the) worst. (Zie boek voor meer voorbeelden)Een andere manier om te vergelijken is (not) as ... as. Voorbeeld: John is (not) as muscular as Jim. Bij deze vorm gebruik je het bijvoeglijk naamwoord zonder -er of -est. Did you enjoymany (veel, telbaar, bevestigend)used to like (behandeld in unit 1)who / that (verwijst naar personen, geen komma’s)whose (verwijst naar een persoon en geeft een bezit aan)did not expectmuch (veel, ontelbaar, ontkennend)wentToelichting:Past simple Als je wilt zeggen dat iets in het verleden is gebeurd, gebruik je de past simple. Regelmatige werkwoorden krijgen een -d of -ed erachter. Voorbeeld: live – lived / clean – cleaned. Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm in de past simple. Een lijst van de meest voorkomende onregelmatige werkwoorden vind je op bladzijde 288 van het boek. Leer ze uit je hoofd (de tweede kolom). Bij ontkenningen en vragen in de past simple gebruik je did / didn’t + hele werkwoord. Voorbeeld: He did not walk home. Did he walk home? Let op: bij ontkenningen en vragen met to be gebruik je geen did / didn’t, maar gewoon de past simplevorm van to be. Voorbeeld: They were not home. Were they home? Quantifiers (zie onder opdracht 6)Relative pronouns (zie onder opdracht 7) Let op: Dit is een voorbeelduitwerking. Jouw geschreven stukje kan er dus heel anders uit zien dan onderstaand voorbeeld. Je kunt dit op verschillende manieren schrijven.Sometimes I make a simple pasta dish for which you need some pasta, a few tomatoes, garlic, and olive oil. First, boil a lot of water and add the pasta. While it cooks, chop two tomatoes and one clove of garlic. Heat a little olive oil in a pan and fry the garlic until it's golden. Then, add the tomatoes and cook for five minutes. Drain the pasta and mix it with the sauce. For a drink, I like to make fresh lemonade, which is made from lemons, water, and a bit of sugar. It’s perfect for a sunny day!100 wordsTips:Het is lastig om je eigen tekst na te kijken. Vraag daarom aan je (bijles-)docent of die je tekst voor je wil nakijken. Let in ieder geval goed op het volgende in de tekst:Het omvat alle punten van de opdracht, Er zitten geen spelfouten in, De stijl van de tekst is informeel en lijkt op spreektaal,De toon is licht en vriendelijk,Er is veel afwisseling: bijna alle zinnen beginnen anders.Let op: Je mag uitroeptekens gebruiken, maar gebruik ze niet te veel.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.