Biologie voor Jou MAX 6e ed. - Thema 6 - Afweer oefentoetsen & antwoorden

verworven afweer (na de eerste keer ziek worden worden de antistoffen opgeslagen voor een volgende besmetting)lymfocyten en fagocyten macrofagen mestcellen.  *gebruik binas 84L Nee, antibiotica zijn bestemd voor bacteriën en niet voor virussen. Ze doden de bacterie en remmen de groei. Het virus verstopt zich in een cel, doordat deze cel gaat delen vermeerdert het virus zich ook. Zo worden er steeds meer virusdeeltjes en wordt je uiteindelijk ziek.  Antwoord A. Witte bloedcellen spelen een belangrijke rol in de afweer. Zij maken antistoffen die de antigenen op de lichaamsvreemde cel uit zullen schakelen. Er zullen meerdere antigenen worden ingebracht. Antigenen zijn specifiek. Het lichaam herkent het antigeen van een specifieke ziekteverwekker.In de tekst gaat het om verschillende ziekten, dus zal het vaccin bestaan uit meerdere antigenen.  aspecifiek aspecifiek specifiek aspecifiek*Nummers 1-2-4 gaan over algemene bestrijding van bacteriën. Zij werken niet in op een specifieke ziekteverwekker. De T – cellen en de B-cellen doen dit wel. Bij deze vraag kunnen meerdere antwoorden goed zijn. Uit het antwoord moet in ieder geval blijken dat uit het antwoord moet blijken dat de pH invloed heeft op de vorm van het lysozym / dat lysozym een optimum pH heeft. (§6.1 en 6.2)Voorbeelden van goede antwoorden zijn: Een lage pH veroorzaakt vormveranderingen van het lysozym waardoor het niet meer kan hechten aan het substraat. Lysozymen gaan kapot bij een lage pH. De pH in de zure slijmlaag is niet het optimum voor de werking van de lysozymen. Naar examen biologie havo 5 2018-I  Uit het antwoord moet blijken datresistentie (tegen een antibioticum) ontstaat door mutatie/recombinatie de kans kleiner is dat meerdere resistenties in één bacterie ontstaan Of resistentie tegen een antibioticum aanwezig is door variatie 1 • de kans kleiner is dat meerdere resistenties in één bacterie aanwezig zijn Naar examen biologie havo 5 2018-II bloedgroep 0 en bloedgroep B Uit de verklaring moet blijken datZijn (rode) bloedcellen voor Marja geen lichaamsvreemde antigenen/eiwitten hebben.Of het bloed van Marja geen antistof mag bevatten tegen Arno’s (rode) bloedcellen Antwoord B. B-cellen maken antistoffen (zie BINAS) T-cellen werken specifiek in op specifieke bacteriën en daar wordt in de vraag om gevraagd. Macrofagen werken niet specifiek. Naar examen biologie havo 5 2019-I Antwoord C. Hiervoor heb je de BINAS nodig. Je kunt hier namelijk het antwoord uithalen. Ook met je eigen geleerde kennis zou dit kunnen, namelijk cel P (T-cel) zet cel Q (b-cel) aan om R (antistoffen) te makenDe naam van het proces is natuurlijke selectie. Er ontwikkelt zich een luis die niet doodgaat van de luizenshampoo, ofwel resistent is. Als deze zich voortplant, krijg je meerdere luizen die resistent zijn.  Naar examen biologie havo 5 2019-II