Pincode 7e ed/FLEX
- Hoofdstuk 3 - Omgaan met geld
oefentoetsen & antwoorden
7e editie
Klas 2-3|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: sparen, lenen, verzekeren.
Toets Economie
Pincode 7e ed/FLEX
Online maken
Toets afdrukken
Koopkracht van nominale rente die gecorrigeerd is voor de inflatie. Gedeelte van een lening dat je terugbetaalt. Het vermijden van risico. Mensen met een lager risico zijn bereid om te betalen voor mensen met een hoger risico. Je betaalt een deel van de schade zelf. Sparen voor een doel: je wilt iets kopen dat duur is en je hebt daar nog niet genoeg geld voor. Sparen uit voorzorg: je wilt geld achter de hand houden voor onverwachte gebeurtenissen. Sparen voor rente: je spaargeld levert extra inkomsten op. Mogelijke antwoorden zijn: Je verdiencapaciteit: hoe meer iemand (in de toekomst) maximaal kan verdienen, des te gemakkelijker is een lening terug te betalen. Andere leningen: als je al andere leningen hebt, zul je minder kunnen (bij)lenen. De hoogte van de rente: hoe hoger de rente, hoe minder je kunt lenen. Toelichting: Een bank (of andere uitlenende instantie) maakt bij het uitlenen van geld een inschatting van het risico dat de lener niet terug kan betalen. Hoe groter dat risico is, hoe kleiner het bedrag dat de bank uit wil lenen. Een lener met een lage verdiencapaciteit en veel andere leningen zal meer moeite hebben om een (nieuwe) lening terug te betalen. Ook als de rente hoog is, moet er meer geld betaald worden en is de kans op terugbetaling kleiner. Bij een hypotheeklening is sprake van een onroerend goed (gebouw of huis) als onderpand: de bank mag dit onroerend goed verkopen als de lener het geleende bedrag niet terugbetaalt. Bij een consumptief krediet is geen sprake van een onderpand. Sparen uit voorzorg. Een huishouden zal iedere maand de vaste lasten moeten blijven betalen, want deze zijn vastgelegd in contracten, abonnementen, etc. Met een financiële buffer kun je een onverwacht financieel nadeel opvangen en toch je vaste lasten van de komende maand(en) blijven betalen. Toelichting: Stel dat een huishouden te maken heeft met vaste lasten van € 2.000 per maand. Als ze dan een buffer hebben van slechts € 2.000 (één maand aan vaste lasten) en ze onverwacht te maken krijgen met een uitgave van € 1.500 voor bijvoorbeeld schade aan de auto, dan kunnen ze de volgende maand hun vaste lasten niet meer betalen. Met een buffer van € 6.000 (3 maanden) tot € 12.000 (6 maanden) kunnen ze de € 1.500 betalen, zonder de volgende maand in de problemen te zitten. Mensen met hoge risicoaversie zullen eerder kiezen voor sparen, omdat ze dan minder risico lopen. Mensen met een lage risicoaversie zullen eerder kiezen voor beleggen in cryptovaluta: ze lopen dan meer risico, maar er is ook kans op een hoger rendement. Er is sprake van koop op afbetaling; consumenten kopen nu producten en betalen ze later (in termijnen) terug. Omdat consumenten nu niet direct het volledige bedrag hoeven te betalen, zullen ze misschien sneller een aankoop doen. Bedrijven kunnen zo dus meer verkopen (en daarmee meer winst maken). Mogelijke antwoorden zijn: Op deze kredieten zit vaak een hoge rente, waarvan consumenten zich niet altijd bewust zijn. Snelle opbouw van schulden die misschien niet gemakkelijk terug te betalen zijn. Hierdoor mogelijk minder gemakkelijk toegang tot andere leningen (bij bijvoorbeeld de bank). Bij (waarde)verlies van het aangekochte product blijf je als consument met een schuld achter. Te veel geld uitgeven aan producten, omdat het zo gemakkelijk gemaakt is. Als verzekerden een groter deel van de schade zelf betalen, hoeft de verzekeraar minder te betalen bij schade. De verzekeraar heeft dan dus minder geld nodig voor schadebetalingen en kan dan de premies per verzekerde verlagen. Toelichting: Maak in je antwoord duidelijk dat je weet wat ‘een hoger eigen risico’ inhoudt: het deel van de schade dat een verzekerde zelf betaalt wordt groter. Veel leerlingen laten punten liggen, doordat ze begrippenkennis niet terug laten komen op papier! Als je als verzekerde verwacht in het komende jaar met hoge zorgkosten te maken te krijgen (meer dan 385 + 240 = € 625), dan is het verstandiger om een hogere premie te betalen en de verzekeraar het grootste deel van de hoge zorgkosten te laten betalen. Toelichting: Een verzekerde die bijvoorbeeld € 1.000 aan zorgkosten verwacht, zou met een maximaal verhoogd eigen risico dus € 885 zelf moeten betalen, terwijl bij het minimale verplichte eigen risico € 385 is. Deze € 500 extra betalen weegt niet op tegen een premiekorting van € 240. De risicoaversie is afgenomen, want Nederlanders kiezen ervoor om meer financieel risico (de kans dat ze een groot bedrag zelf moeten betalen) te lopen. De solidariteit is afgenomen. Nederlanders kiezen ervoor om meer van de eigen schade zelf te betalen. Hierdoor betalen ze een lagere premie en zo dus in mindere mate mee voor de schades van anderen. Toelichting: Solidariteit houdt in dat mensen met laag risico meebetalen voor mensen met hoog risico. Maar mensen die een laag risico lopen zullen vaker voor een verhoogd eigen risico kiezen en zo dus minder premie betalen. De verzekeraar ontvangt dus minder premies van mensen met laag risico die kunnen worden gebruikt voor schades van mensen met hoge risico’s. Saldo na 18 jaar = 10.000 x 1,04510 x 1,028 = € 18.195,51 Toelichting: Het spaarsaldo groeit eerst 10 jaar lang met 4,5% per jaar en daarna nog 8 jaar met 2% per jaar. Dit kun je in twee stappen uitrekenen (eerst het saldo na 10 jaar en vervolgens het saldo na nog eens 8 jaar), maar het kan ook direct zoals hierboven getoond. Bij een samengestelde rente van 4,5% reken je met een groeifactor van 1 + 4,5/100 = 1 + 0,045 = 1,045. Zo is de groeifactor 1,02 bij een samengestelde rente van 2%. Indexcijfer reële rente 2023 = 102 / 104,1 x 100 = 97,98 → de reële rente is dus -2,02%. Toelichting: De reële rente van een jaar is uit te rekenen met de formule RIC = NIC / PIC x 100. Hierin zet je de nominale rente van dat jaar om in een indexcijfer (NIC) en de inflatie van dat jaar ook (PIC). In 2023 is de nominale rente op deze spaarrekening 2% (dus NIC = 102), want de bank heeft in 2020 (tien jaar na 2010) de rente verlaagt naar 2%. Spaarsaldo na vier jaar = 1.500 x 1,0354 = € 1.721,28 Dit is onvoldoende voor een aankoop van € 2.000. Toelichting: Bij een samengestelde interest van 3,5% reken je met een groeifactor van 1 + 3,5/100 = 1 + 0,035 = 1,035. Kredietkosten kopen op afbetaling: 48 x 58 - 2.000 = € 784 Kredietkosten persoonlijke lening: 24 x 94 + 20 - 2.000 = € 276 De persoonlijke lening is (€ 508) voordeliger. Toelichting: Kredietkosten = aantal termijnen x termijnbedrag + afsluitkosten - lening. Hier wordt afbetaald per maand en in twee jaar, dus in 24 maanden. Bij de persoonlijke lening betaalt Amber € 94 per maand en bij het kopen op afbetaling betaalt ze € 58 per maand, beide gevallen om een TV van € 2.000 te kopen / ‘lenen’. Bij de persoonlijke lening is er ook sprake van afsluitkosten van € 20. Nieuwe kredietkosten persoonlijke lening = 24 x 47 + 20 - 1.000 = € 148 Dit is een besparing van 276 - 148 = € 128. Toelichting: Door € 1.000 spaargeld te gebruiken, hoeft de persoonlijke lening nog maar voor € 1.000 te zijn. Het bijhorende termijnbedrag voor 24 maanden is € 47. De afsluitkosten van € 20 veranderen niet. Minimale premie per jaar = 120 x 1/10 = € 12, dus een premie van € 1 per maand. Verzekeringskosten jaar 1 = (12 + 2) x 1,21 = € 16,94 Toelichting: De verzekeringskosten in een jaar bestaan uit de premie in dat jaar (hier: € 12) + de poliskosten in dat jaar (€ 2) + assurantiebelasting van 21% over het totaal van premie en poliskosten (21% over € 14). Kosten van het risico = € 120 x 1/8 = € 15 per jaar dus € 45 in 3 jaar. Verzekeringskosten jaar 1 = € 16,94 (zie vraag b) Verzekeringskosten jaar 2 = 12 x 1,21 = € 14,52 Verzekeringskosten jaar 3 = 12 x 1,21 = € 14,52. Totale verzekeringskosten in 3 jaar = 16,94 + 14,52 + 14,52 = € 45,98. De verzekeringskosten zijn hoger dan het financiële risico van Mitchel, dus hij kan zich beter niet verzekeren. Toelichting: Kosten van het risico = kans op voorval x schadebedrag voorval. Mitchel loopt een risico van 1 op 8 per jaar dat hij € 120 schade heeft, dus gemiddeld € 15 per jaar aan risico. Dat risico kan hij zelf dragen of zich hiertegen verzekeren. Verzekeren kost in jaar 2 en 3 minder, omdat de poliskosten alleen in jaar 1 worden gerekend. Toch is verzekeren over 3 jaar tijd net wat duurder dan zelf het risico dragen.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.