Neue Kontakte 7.1 FLEX ed deel A+ B - Kapitel 3 - Schule oefentoetsen & antwoorden

a) der Testb) gehenc) machend) blöde) langweiligf) Englisch (denk aan -sch aan het eind)g) der Stundenplanh) leichti) nächste Wochej) Deutsch a) de spreekbeurtb) het onderwijs/de lesc) vroegd) elke dage) nuf) afspreken / elkaar zieng) zin hebben a) sechste (sechs + te)b) zweite (zwei+te)c) zehnte (zehn+te)d) erste (uitzondering) a) die Lehrerinnen (vrouwelijk woord krijgt +en. Bij woorden op -n zoals Freundin verdubbelling van de n)b) die Pausen (vrouwelijk woord krijg + (e)n. Hier alleen een +n, omdat het woord Pause op een -e eindigt. Pause → Pausen en niet Pauseen)c) die Stunden (vrouwelijk woord krijg + (e)n. Hier alleen een +n, omdat het woord Stunde op een -e eindigt. Stunde → Stunden en niet Stundeen)d) die Bücher (deze moet je gewoon leren)Tip: Denk eraan dat “de” in het meervoud vooralsnog altijd DIE is. a) am Montag (op  --dag = am --tag)b) nachmittags (kleine letter - het is hier geen zelfstandig naamwoord, maar een bijwoord)c) am Mittwoch (zie a)d) am Freitag (zie a)e) sonntags (kleine letter - het is hier geen zelfstandig naamwoord)f) Viertel vor vier (das Viertel = het kwartier - zelfstandig nw., dus hoofdletter) a) Sie geht in die neunte Klasse (na de basisschool worden de klassen doorgeteld. Groep 8 = 6. Klasse, brugklas = 7. Klasse etc.)b) Wie sieht dein Klassenlehrer aus?c) Wann machst du deine Hausaufgaben?d) Mein Lieblingsfach ist Sport.e) Wie findest du die neue Lehrerin?f) Am Mittwoch schreibe ich einen Test. (op --dag = am --tag) a) ich habeb) wir sindc) du hastd) ihr seide) er/sie/es hatf) sie sindg) Sie haben a) hoofdtelwoord + te. fünf+te, sechs+te. Uitzonderingen: erste, dritte, siebte, achteb) hoofdtelwoord + ste. zwanzig+ste, hundert+ste. Der, die en das betekenen  allemaal de of het. Der hoort bij mannelijke woorden, die bij vrouwelijke en das bij onzijdige woorden. a) die Linien (die Linie+n)b) die Frauen (die Frau+en)c) die Mühlen (die Mühle+n)d) die Blusen (die Bluse+n)De standaardregel voor vrouwelijke woordjes is +(e)n. Dat wil zeggen +en, tenzij het woord op een -e eindigt. a) die Strändeb) die Bällec) die Bäched) die StühleDe standaardregel voor mannelijke woordjes is Umlaut +e. Tip: De Umlaut kan alleen op de letters A, U, O (denk aan het woord AUtO) komen. Als een woord een als klinker E of I heeft (of IE of EI) komt er alleen een +e achter (der Brief-die Briefe, der Tisch-die Tische) Mannelijke en onzijdige woorden op -el / -er / -en veranderen niet in het meervoud:das Messer - die Messerder Löffel - die Löffeldas Fenster - die Fensterder Lehrer - die Lehrerdas Mittel - die Mittel die Kuchen, die FernseherJe herkent dat het om meervoud gaat aan het lidwoord “die” of, als het een hele zin is, aan het werkwoord: Das Messer ist scharf, die Messer sind scharf. Het gaat bij deze woordjes om mannelijke personen of dieren. Der Lehrer is enkelvoud, die Lehrer is meervoud. a) Biologieb) Geschichte (geschiedenis)c) Englisch (denk aan -sch aan het eind)d) Kunst (“Zeichnen” / tekenen zou ook goed zijn) DERDIEDASStier (mannelijk dier)Vater (mnl. persoon)Bauer (mnl. persoon)Onkel (mnl. persoon)Drucker (veel woorden op -er afgeleid van werkwoorden zijn mnl.)Hund (mnl. dier)Tante (vrouwelijk persoon)Eitelkeit (-keit)Platte (eindigt op -e)Kuh (vrw dier)Bohne (-e)Umgebung (-ung)Eigenschaft (-schaft)Freiheit (-heit)Dame (vrw persoon)Gesellschaft (-schaft)Leine (-e)Mischung (-ung)Hotel (vergelijk HET hotel → das Hotel)Kind (het)Etikett (het)Kalb (het kalf)Wasser (het water)Geheimnis (het geheim)Museum (het) a) die Kuchen (lidwoord DIE, maar het woord zelf blijft onveranderd)b) die Erbsen (Erbse+n)c) die Handys (Handy+s) (woorden op a, i, y of o krijgen alleen een -s: Hobby+s, Kamera+s, Auto+s)d) die Stühle (Umlaut +e)e) die Lampen (Lampe+n)Standaardregels (er zijn veel andere mogelijkheden, maar met deze vuistregels kom je een eind): 1 - mannelijk De standaardregel is daar “+e (Umlaut + e). De Umlaut kan alleen bij woorden met A U O gezet worden (denk aan de letters uit het woord AUtO2 - mannelijk en onzijdig op -el / -er / -en (Löffel, Drucker, Kuchen) veranderen niet.3 - woorden op a / y / i / o → +s (Bullys, Kameras)4 - vrouwelijk vaak +(e)n (Frau → Frauen, Kette → Ketten) a) Vormittags / morgens habe ich Zeichnen. Das finde ich einfach.b) Wie heißt dein Klassenlehrer?c) Am Montag habe ich die dritte Stunde Erdkunde. Wie findest du das Fach? / Ich habe am Montag die dritte Stunde Erdkunde. ... a) Nachmittags habe ich immer Kunst. Das ist mein Lieblingsfach. (Let op: Liebelingsfach - zonder e in het midden, dit gaat vaak mis)b) Meine Schwester geht auf die Realschule, sie geht in die elfte Klasse.c) Am Dienstag (of: dienstags) habe ich die vierte Stunde Geschichte. Meine Lehrerin heißt Frau Jöhnk.d) Sie ist nett / sehr nett. (Ich finde Frau Jöhnk nett. / Ich finde sie nett)e) Ich liebe Sport. Ich finde Sport toll.