Toets Bedrijfseconomie

Bedrijfseconomie in Balans 9e ed - Domein D deel 2 - Hoofdstuk 17, 19 en 20 oefentoetsen & antwoorden

9e editie

Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: 

  • Langlopende leningen 

  • Converteerbare obligatielening 

  • Risicoafdekking: hedging, opties en termijnovereenkomsten  

  • Financieringsvormen

  • Afnemerskrediet en leverancierskrediet

  • Geldmarkt en kapitaalmarkt 

  • Vermogensstructuur 

  • Off-balance financiering / niet uit de balans blijkende verplichtingen

Examendomein D

Bedrijfseconomie in Balans 9e ed
Toets Bedrijfseconomie
Bedrijfseconomie in Balans 9e ed
Online maken
Toets afdrukken
Eindantwoord Hypothecaire lening 🡪 Een lening ten behoeve van de aankoop van onroerende goederen (vastgoed), waarbij de onroerende goederen als onderpand worden gegeven aan de bank (zie ook hoofdstuk 7). Obligatielening 🡪 Een lening waarbij de totale hoofdsom wordt opgedeeld in vele kleine leningen, die daarop weer verdeeld worden over meerdere geldgevers. Deze geldgevers ontvangen een schuldbewijs, wat een obligatie wordt genoemd. De verschillende geldgevers worden daarop obligatiehouders genoemd. Converteerbare obligatielening 🡪 Idem aan een gewone obligatielening, alleen is er bij deze obligatielening de mogelijkheid ingebouwd om de obligaties op een bepaald moment in te wisselen (converteren) voor aandelen. Dit recht van conversie kan bij de obligatiehouder liggen of bij de onderneming. Wij gaan er eigenlijk altijd vanuit dat het recht bij de obligatiehouder ligt. Voordeel voor de obligatiehouder is dat geconverteerd kan worden op het moment dat de marktomstandigheden voor een aandeel beter is dan voor een obligatie. Bijvoorbeeld als de spaarrente is gestegen, de aandelenkoers is gestegen of het verwachte dividend is toegenomen. Onderhandse lening 🡪 Een lening waarbij er sprake is van één geldgever en één geldnemer (dus geen obligatielening). De geldgever kan een bank zijn, maar bijvoorbeeld ook een familielid.  Achtergestelde lening 🡪 Dit is een lening die bij een eventueel faillissement pas terugbetaald wordt, nadat alle andere leningen zijn afgelost. Vaak wordt deze lening verstrekt door een familielid bij de opstart van een onderneming. Eindantwoord  Bij afnemerskrediet wordt er vóóruitbetaald. De klant betaalt al voor het product of de dienst, vóórdat deze wordt geleverd 🡪 Betaling voor levering. Voorbeelden kunnen zijn:- Kopen van een bioscoopkaartje voordat je naar de film gaat. - Kopen van een early bird ticket voor een evenement of festival. - Aanbetaling - Iets bestellen via Internet, waarbij je direct bij de order betaald, maar het product nog moet ontvangen. Bij leverancierskrediet wordt er achteraf betaald. De klant heeft het product al ontvangen, maar er is nog niet (volledig) betaald voor het product 🡪 Betaling ná levering. Deze vorm van krediet herken je op de balans aan de posten debiteuren én crediteuren. Bij debiteuren is er sprake van verstrekt leverancierskrediet (jij verstrekt krediet aan jouw afnemers. De spullen zijn al geleverd, maar jouw klanten moeten jou nog betalen). Bij crediteuren is er sprake van ontvangen leverancierskrediet (jij moet jouw leveranciers nog betalen, maar hebt wel de producten al ontvangen).   Let op! Een veelgemaakte denkfout is dat bij debiteuren sprake is van afnemerskrediet, omdat debiteuren afnemers zijn. Jij weet nu waarom dit verkeerd is! Eindantwoord a)HedgingEindantwoord b)Bij een renteswap wisselen twee partijen een variabele rente en een vaste rente uit. Meestal is één van die partijen een bank. Dus stel dat een bedrijf een lening heeft bij bank A met een variabele rente. De rente is op dit moment 4%. Het bedrijf verwacht dat de rente gaat stijgen en wil dit risico afdekken. Zij komen met de bank overeen dat zij een vaste rente gaan betalen van 4,2%. De bank zal de variabele rente gaan uitbetalen aan het bedrijf. Variabele rente wordt gewisseld (swap) tegen een vaste rente. Zou de rente flink gaan stijgen, dan heeft het bedrijf voordeel van de swap en de bank nadeel. Zou de rente gaan dalen, dan heeft de bank het voordeel. Het bedrijf heeft nu in ieder geval geen onzekerheid meer ten aanzien van de rentekosten dan wel betalingsverplichtingen. Eindantwoord c)Bij een termijnovereenkomst wordt op voorhand een transactie vastgelegd. Op een bepaald moment zal een ruil plaatsvinden tegen een vooraf afgesproken prijs. Beide partijen gaan een verplichting aan. Bij een optie wordt er een mogelijke ruil op voorhand afgesproken tegen een bepaalde prijs op een bepaald moment. De optieschrijver heeft de short position, dus de verplichting om de optie na te leven als de optiekoper gebruik wil maken van het verworven koop- of verkooprecht. De optiekoper (optiehouder) heeft de long position oftewel het recht om te bepalen of de ruil al dan niet zal plaatsvinden.  EindantwoordOff-balance financiering houdt in dat er financieringsvormen worden toegepast ten behoeve van het gebruik van vaste activa, waarbij het activum geen eigendom wordt van het bedrijf en dus ook niet op de balans staat van het bedrijf (off-balance). Voorbeelden zijn:Operational lease 🡪 Hierbij betaalt het bedrijf een vast periodiek bedrag aan de leasemaatschappij om gebruik te mogen maken van een activum, bijvoorbeeld een bedrijfswagen. De bedrijfswagen blijft in bezit van de leasemaatschappij en zij dragen ook zorg voor alle bijkomende kosten en het onderhoud. Factoring 🡪 Bij factoring worden de vorderingen op de debiteuren overgedragen aan een factormaatschappij. De factormaatschappij betaalt bijvoorbeeld 80% van de openstaande vorderingen en worden dan eigenaar van de vorderingen. Voordeel voor het bedrijf is dat ze direct het geld ontvangen én geen kredietrisico meer lopen. Nadeel is dat ze een deel van de omzet afstaan aan de factormaatschappij. Consignatievoorraad 🡪 Hierbij ontvangt een bedrijf de voorraad van de leverancier, terwijl de leverancier wel eigenaar blijft van de voorraad. Het bedrijf kan de voorraad gewoon verkopen en betaalt de leverancier pas wanneer er ook daadwerkelijk iets is verkocht. Voordeel voor het bedrijf is dat er niet geïnvesteerd hoeft te worden in voorraad, waardoor er ook minder financiering nodig is. Voordeel voor de leverancier is de klantenbinding met het bedrijf én minder opslag- en voorraadkosten.  Licenties/cloudoplossingen 🡪 Hierbij wordt er geen dure software aangeschaft door het bedrijf, maar wordt er maandelijks betaald aan een provider van die software. De provider zorgt voor updates en meestal een bijbehorende helpdesk. Het kan zelfs voorkomen dat de softwareprovider ook de hardware (computers) levert, waar de software op staat. Het voordeel van off-balance financiering is dat de financieringsbehoefte van een bedrijf afneemt, doordat er minder zaken hoeven worden aangeschaft. Nadeel is dat maandelijkse betalingsverplichtingen stijgen.  EindantwoordAandelenObligatiesEigen vermogen (permanent vermogen)Vreemd vermogen (tijdelijk vermogen)Eigendomsbewijs / bewijs van deelnameSchuldbewijsStemrecht in AVA (zeggenschap)Geen zeggenschapKoers meer volatiel, afhankelijk van winstKoers meer stabiel, afhankelijk van rentestandRecht op dividend (afhankelijk van winstuitkering)Recht op couponrente (jaarlijks vast percentage van de nominale waarde) Eindantwoord a) In een prospectus moet onder andere worden genoemd:Doel van de obligatielening.Hoofdsom van de obligatielening.De wijze van aflossing.De hoogte en uitbetaling van de couponrente.Nominale waarde van een obligatie.Een indicatie van het risico dat beleggers lopen. Eindantwoord b)Wanneer de emissiekoers hoger is dan de nominale waarde, dus hoger dan 100%, dan is er blijkbaar veel vraag naar de obligaties vanuit beleggers. Deze hoge vraag komt dan doordat de couponrente die wordt geboden hoger ligt dan de marktrente op dat moment. De emissiekoers van 110% toont dus aan dat de marktrente op dat moment lager lag dan 6%. Eindantwoord c)De emissiekoers is 110%, wat betekent dat elke obligatie 110% van de nominale waarde heeft opgebracht 🡪 110% van €500 = €550.De totale obligatielening bestaat uit €13.500.000 / €500 = 27.000 obligaties.Van de totale obligaties is 95% geplaatst, wat dus neerkomt op 95% van 27.000 obligaties = 25.650 obligaties. De obligatielening heeft opgeleverd: 25.650 x €550 = €14.107.500  Eindantwoord d)Op de creditkant van de balans ontstaat de balanspost ‘Obligatielening’ voor een bedrag van €12.825.000. 95% van de totale obligatielening tegen nominale waarde.Of 25.650 obligaties x €500Op de creditkant van de balans ontstaat de balanspost ‘Agio op obligaties’ voor een bedrag van €1.282.500.Agio per obligatie = verschil tussen emissiekoers en nominale waarde. Dus 25.650 obligaties x (€550 - €500). Let op dat agio op obligaties niet onder eigen vermogen valt, maar onder vreemd vermogen! Het agio hoeft niet te worden terugbetaald aan de obligatiehouders, maar wordt gezien als een vergoeding voor het betalen van een ‘te hoge’ rente aan de obligatiehouders in vergelijking met de marktrente. Agio op obligaties is dus een andere balanspost dan agioreserve!Het totale bedrag van €14.107.500 (zie antwoord op c), wordt ontvangen op de bank aan de debetzijde. Zo is de balans weer in evenwicht. Eindantwoord e)Couponrente wordt altijd berekend over de nominale waarde van de obligaties. De totale nominale waarde van de obligaties bedraagt €12.825.000 De jaarlijkse couponrente bedraagt 6% van €12.825.000 = €769.500 Eindantwoord f)Obligaties worden altijd afgelost tegen de nominale waarde. Aan het einde van de looptijd dient dus de nominale waarde van de lening te worden afgelost, zijnde €12.825.000.  Eindantwoord a)De conversiekoers is de prijs die wordt betaald voor één aandeel bij het converteren van de obligaties. Bij de conversie moeten twee obligaties worden ingeleverd ter waarde van €250 plus een bijbetaling van €400. In totaal wordt er dus (2x250) + 400 = €900 betaald voor 40 aandelen. Dit is per aandeel: €900 / 40 aandelen = €22,50 per aandeelDe conversiekoers is dus €22,50Eindantwoord b)Bij conversie wordt er €22,50 betaald voor een aandeel. Op dit moment is de prijs van een aandeel €19,80 op de effectenbeurs. Het is nu dus niet verstandig voor beleggers om te converteren. Wanneer de beurskoers van de aandelen stijgt tot boven de €22,50, dan heeft het wel zin om te converteren. De obligatiehouders hebben dan een voordeel bij het converteren van hun obligaties naar aandelen. Nu is dat nog niet het geval.  WerkwijzeWanneer is er sprake van te veel vreemd vermogen? Denk hierbij aan de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. Denk ook aan de gevolgen ten opzichte van het aantrekken van vermogen en de financieringsvoorwaarden die vreemd vermogen verstrekkers kunnen gaan stellen.  EindantwoordVeel vreemd vermogen zorgt voor meer betalingsverplichtingen in de toekomst 🡪 rente + aflossingen. Wanneer een bedrijf meer vreemd vermogen heeft dan eigen vermogen overstijgen de schulden de bezittingen van het bedrijf, oftewel schulden > bezittingen. Hierdoor neemt het faillissementsrisico toe.Dit hogere risico zorgt ervoor dat het moeilijker wordt om eigen vermogen te genereren, want aandeelhouders zullen minder snel aandelen willen kopen van een bedrijf, waarbij het faillissementsrisico hoog is. Daarnaast zullen vreemd vermogen verschaffers (banken) minder geneigd zijn om geld te lenen aan dit bedrijf. Het wordt dus ook moeilijker om vreemd vermogen te verkrijgen. Vreemd vermogen verschaffers die wel bereid zijn om geld te lenen, zullen door het hogere risico een hoger rentepercentage vragen.  Eindantwoord a)De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft als rol toezicht te houden op markten, waarbij het doel is om markten goed te laten werken, waarbij er voldoende mededinging (concurrentie) is en de consument niet wordt benadeeld. De ACM moest toestemming geven voor deze overname, omdat het niet zo mag zijn dat Roompot na de overname (vrijwel) een monopolypositie krijgt op de markt van vakantiehuisjes, waardoor ze als aanbieder te veel macht zouden krijgen ten nadele van de consument. Eindantwoord b)De Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt toezicht op de financiële markten, waarbij er wordt gekeken of bedrijven en financiële instellingen duidelijk en eerlijk te werk gaan. De Nederlandse Bank (DNB) acteert op basis van de input van de Europese Centrale Bank (ECB) en houdt toezicht op de commerciële banken ten behoeve van een stabiel financieel stelsel en een goed werkend betalingsverkeer. Eindantwoord a)Het geplaatst aandelenkapitaal (GAK) is met 400.000 toegenomen.1 aandeel = 50 euro nominaal, dus er zijn 8.000 aandelen uitgegeven. Agio is met 300.000 toegenomen. Dan is het agio per aandeel 37,50 (300.000 / 8.000 aandelen).Conversiekoers is dus €87,50 (€50 nominaal + €37,50 agio).Eindantwoord b)De obligatielening is met 500.000 euro afgenomen.1 obligatie = 500 euro nominaal, dus er zijn 1.000 obligaties ingeleverd. In totaal zijn dus 1.000 obligaties ingeleverd en 8.000 aandelen uitgegeven. Dus bij de conversie van 1 obligatie zijn 8 aandelen uitgegeven!Een belegger die 2 obligaties inlevert ontvangt dus 16 aandelen.Eindantwoord c)In totaal is er 700.000 euro aan eigen vermogen bijgekomen (400.000 GAK + 300.000 agio). Hiervoor is voor 500.000 euro nominaal aan converteerbare obligaties ingeleverd. Het resterende bedrag van 200.000 is dus de totale bijbetaling geweest. (Dus niet het agio van 300.000, wat een veelvoorkomende fout is.) In totaal zijn er 1.000 obligaties geconverteerd, dus de bijbetaling per obligatie is 200 euro. Een belegger die 2 obligaties inlevert moet dus 400 euro bijbetalen. Alternatieve beredenering:Bij inleveren van 2 obligaties ontvangt een belegger 16 aandelen. De conversiekoers bedraagt 87,50 (zie vraag a). In totaal moet een belegger dus 16 x 87,50 euro betalen voor die 16 aandelen = 1400 euro. De belegger levert 2 converteerbare obligatie in van 500 euro = 1000 euro nominaal. De belegger moet dus bijbetalen 1400 – 1000 = 400 euroOftwel, bovenstaande uitleg in een wiskundige vergelijkingNominale waarde obligaties + bijbetaling = conversiewaarde aandelen2 obligaties x 500 + bijbetaling = 16 aandelen x 87,50 1000 + bijbetaling = 1400 euro  Bijbetaling =   400 euroEindantwoord d)Debiteuren = verstrekt leverancierskredietCrediteuren = ontvangen leverancierskredietZowel bij debiteuren als crediteuren wordt er achteraf betaald. Dit is kenmerkend voor leverancierskrediet.Een veelgemaakte fout is dat leerlingen debiteuren als afnemerskrediet typeren, omdat debiteuren afnemers zijn. Dat is niet correct!  Afnemerskrediet betekent dat er vooraf wordt betaald. Dat is bij debiteuren niet van toepassing. Werkwijze)Kijk goed naar de grafieken. Op de Y-as staat de beurskoers van de converteerbare obligatie.Op de X-as staat de beurskoers van een aandeel. Denk na over hoe deze koersen met elkaar samenhangen. Verwijs in je antwoord altijd naar de grafiek. Gebruik hierbij altijd zowel het verloop van de grafiek als de getallen uit de grafiek. Probeer ook te beredeneren waarom de andere drie grafieken niet de juiste kunnen zijn. Eindantwoord a) Conversiekoers = (400 + 100) / 10 = €50Grafiek B, wantbij een aandelenkoers lager dan 50 euro is de theoretische waarde van de converteerbare obligatie gelijk aan de nominale waarde van 400 euro. Dit is te zien aan het feit dat de lijn constant blijft op een beurskoers van €400 van de obligatie tot aan de aandelenkoers van €50. vanaf de aandelenkoers van 50 euro heeft het zin om te converteren en stijgt de waarde van de converteerbare obligatie mee met de beurskoers van het aandeel. Dit is te zien aan de stijgende lijn vanaf de aandelenkoers van €50. Eindantwoord b)Converteerbare obligaties behouden altijd minimaal hun nominale waarde, terwijl aandelenkoersen kunnen zakken naar 0.In grafiek B zie je dat de beurskoers van de converteerbare obligaties niet onder de 400 euro komt, wat de nominale waarde is van de converteerbare obligatie. Bij aflossing van de converteerbare obligatielening is dit het bedrag dat je altijd zal ontvangen als belegger, dus daalt de waarde niet onder het bedrag van deze aflossing, oftewel de nominale waarde van de obligatie.  Eindantwoord a)Koala BV is de hypotheekgever. De onderneming verstrekt het recht van hypotheek aan de bank. Eindantwoord b) Een annuïteit is een periodiek gelijkblijvend bedrag dat betaald moet worden, bestaande uit een deel aflossing en een deel interest. Werkwijze c)Interest wordt altijd berekend over de schuldrest begin periode. Annuïteit - interest = aflossing. Nieuwe schuldrest = oude schuldrest – aflossing. In de periode vóór 1 april 2021 is de annuïteit twee keer betaald.  Eindantwoord c)SchuldrestAnnuïteitInterest(4,5% van schuldrest)Aflossing(annuïteit – interest)320.000€ 19.645,3014.4005.245,30314.754,70€ 19.645,3014.163,965.481,34309.273,36€ 19.645,30De schuldrest op 1 april 2021 bedraagt €309.273,36Werkwijze d)    Bedenk dat alle aflossingen samen het oorspronkelijke leenbedrag van €320.000 moeten vormen. Alles wat meer wordt betaald dan €320.000 zijn dus interestkosten.Wat wordt er in totaal betaald aan de bank gedurende de looptijd?  Eindantwoord d)In totaal wordt de annuïteit 30x betaald. Alles wat meer wordt betaald dan €320.000 zijn dus interestkosten.(30 x € 19.645,30) – 320.000 = €269.359Werkwijze e) De contante waarde formule $ = a \times \frac{r^{-n} - 1}{r^{-n}-1}$A = de annuïteit. Deze gaan we nu berekenen. R = 1,045N = 30 De contante waarde is nu al bekend. Dit is het leenbedrag van €320.000 Let op dat de eerste annuïteit pas over een jaar wordt betaald. De uitkomst van de formule moet dus nog met 1 jaar gecorrigeerd (contant gemaakt) worden. De berekening zoals in het eindantwoord gegeven is de berekening op een niet-grafische rekenmachine. Eindantwoord e) Uitkomst formule $=\frac{1.045^{-30}-1}{r^{-1}-1}$ = 17.02188853Deze uitkomst moet nog met 1 jaar worden gecorrigeerd:17.02188853 / 1,045 = 16.28888854a x 16,28888854 = €320.000Dus 320.000 / 16,28888854 = a A = 19.645,29  De gegeven annuïteit is correct. De ene cent verschil komt enerzijds door afronding, anderzijds omdat de bank liever een cent te veel krijgt elke maand dan een cent te weinig. Dit zou namelijk toch oplopen wanneer je van duizenden klanten maandelijks een cent te weinig krijgt. Deze vraag heeft uiteraard ook een connectie met hoofdstuk 6. Werkwijze f)Bedenk dat de laatste annuïteit de laatste aflossing + laatste interest is. De laatste interest is 4,5% van de laatste aflossing.  De laatste aflossing = 100%Eindantwoord f)De laatste annuïteit = 104,5% in de context van de interestberekening.🡪 aflossing van 100% + interest van 4,5%. Aflossing = 19.645,30 / 104,5 x 100 = €18.799,33  Eindantwoord a) De regels van vermogensstructuur geven aan dat vaste activa met langlopend vermogen (eigen vermogen en vreemd vermogen lang) gefinancierd dient te worden en vlottende activa met kortlopend vreemd vermogen. Uit de balans blijkt dat de vaste activa maar €33.000 bedraagt, terwijl eigen vermogen + lang vreemd vermogen €169.300 bedraagt. Deze verhouding is scheef. Daarnaast zou je ook iets kunnen zeggen over de verhouding eigen vermogen en vreemd vermogen. Er is veel meer vreemd vermogen dan eigen vermogen, wat de nodige risico’s met zich meebrengt. Zie ook paragraaf 20.3 en vraag 8 van deze oefentoets.Deze balans voldoet dus niet aan de regels van de vermogensstructuur. Eindantwoord b) Gezien de voorraad en de inventaris die op de balans staan moet Denfi iets van vastgoed gebruiken, zoals een winkel, loods of magazijn. Er staat echter geen post gebouwen op de balans, wat betekent dat zij geen vastgoed bezitten. Zij zullen dus iets van vastgoed huren.Eindantwoord c)Naast huren kennen we ook leasen, het houden van een consignatievoorraad, factoring én het gebruiken van licenties (cloudoplossingen) als voorbeelden van off-balance financiering. Werkwijze d)Eigenlijk is deze vraag een combinatie van meerdere hoofdstukken en paragrafen. Zie ook paragraaf 5.6. Let op dat er midden in het jaar wordt afgelost. Dit betekent dat de schuldrest dus midden in jaar verandert. Als er op 30 september 2020 wordt afgelost, hoeveel maanden is de schuldrest dan €35.000 geweest? Je zult hier twee deelberekeningen moeten maken op tot het eindantwoord te komen. Interest wordt altijd berekend over de schuldrest begin periode. Op 1 januari is de schuldrest €35.000 (zie balans). Vanaf 1 oktober zal de schuldrest €30.000 zijn (want er wordt €5.000 afgelost op 30 september). De schuldrest is dus 9 maanden lang €35.000 en 3 maanden lang €30.000.De 7% betekent dat de interest 7% per jaar is. Vergeet niet dat dit omgerekend moet worden naar maanden. Eindantwoord d)(35.000 x 0,07 x 9/12) + (30.000 x 0,07 x 3/12) =         €1.837,50          +                 €525  =   €2.362,50 

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in