Blink Engels - Period 4 - Jack the Ripper oefentoetsen & antwoorden

oude moordzaakdetective onopgelost Voor een raadsel stellenberucht ziekelijk uiteindelijkernstigberoep (ver)storen  forge somethingtracefingerprint provewitness statement sampleObtain transfersurface contaminated validsupportresignnoticeresearch  Antwoord b is correct. Toelichting:Bij a: de passive form van ‘hit’ blijft het ‘hit’ (‘they were hit by the criminal with a stick’).  Antwoord b is correct. Toelichting:Bij a gebruik je ‘may’, omdat dat een beleefde vorm is om iets te vragen.  Antwoord b is correct. Toelichting: Bij a: ‘Where’ betekent ‘waar’ en geeft aan waar iets is gebeurd. ‘Were’ betekent ‘waren’ en is een werkwoord. Het goede antwoord zou dan moeten zijn: ‘Were the two women together…’.  was paintedwas writtenwas builtwas discoveredwas brokenwas organizedwas inventedToelichting:Bij het leren van onregelmatige werkwoorden leer je drie vormen: to build - built - built, of to break - broke - broken. Bij de passieve vorm gebruik je de derde vorm met daarvoor ‘was’ of ‘were’.  Do you like chocolate?Does he work at the hospital?Did they play football yesterday?Do your friends enjoy the party?Does she study English every day?Did you visit your grandparents last weekend?Does this book belong to you?Are you happy with the test results?Were the students in class yesterday?ToelichtingKijk eerst of de zin in de verleden of tegenwoordige tijd staat. Bij zin c, f en i gebruik je bijvoorbeeld de verleden tijd, wat je kunt zien aan de woorden ‘yesterday’ en ‘last weekend’. Bij de verleden tijd gebruik je ‘were’, ‘was’ of ‘did’. Bij de tegenwoordige tijd gebruik je ‘does’ bij he, she and it en ‘do’ bij de andere vormen.  Sarah said that she was studying for her exam.They told us that they had visited Paris last summer.He asked me if I liked Italian food.Mark said that she would call me the next day.She said that she couldn’t find her keys.The teacher asked the students if they had finished their homework.They said that they were going to the cinema that night.ToelichtingBij een indirecte vorm gebruik je altijd een verleden tijd. Let er goed op dat je wel dezelfde vorm gebruikt, zoals bij zin a (“is studying” wordt niet “studied”, maar “was studying”).  couldmightcanmaycouldmaymightToelichting: Can: gebruik je voor huidige mogelijkheden of toestemming I can swim. / You can goCould: gebruik je voor mogelijkheden in het verleden of beleefde vragen We could play outside. / Could you help me?Might: gebruik je om een lage waarschijnlijkheid aan te gevenIt might rain later.May: gebruik je om toestemming te vragen of een mogelijkheid aan te geven, vaak netter dan might May I leave? / She may come later. might → we weten het niet zeker waarom hij nooit gepakt is. could → er is een waarschijnlijkheid dat hij een dokter was. wereweredidwerewasmay → het wordt geloofd door sommigen, dus grotere waarschijnlijkheid.  VoorbeeldantwoordThe woman was shorter, about 5'3". She had long brown hair. Her eyes were blue, and she wore a simple green dress. She smiled a lot and looked kind. Her skin was light.If I met this woman, I think she would be friendly. She looked nice and smiled, so I would feel happy to talk to her. a → “A cold case is a criminal investigation that has not been solved, often because there is little evidence or no clear suspect.”  a → “The killer sent cryptic letters to newspapers, taunting the police and the public.” DNA-testen en nieuwe methoden om te ontcijferen.