Blink Engels - Period 4 - Jack the Ripper oefentoetsen & antwoorden

oude moordzaakdetective onopgelost bewijsslachtoffer inwoner toeslaanernstigbeschermen (ver)storen religionopportunitycurrently scratchdelicatestampmidwife releasedrunken contaminated geldigploegopleidennegerenEen voorgevoel hebben  B is correct.Toelichting:Bij A: de passive form van ‘hit’ blijft het ‘hit’ (‘they were hit by the criminal with a stick’).  A is correct.Toelichting:Bij een zin in de verleden tijd met ‘did’ is het tweede werkwoord weer in de tegenwoordige tijd. Het wordt dan niet: ‘did he said’ maar ‘did he say’, zoals bij A. Bij zin B zou het dan moeten zijn: ‘did they go’.  Antwoord B is correct. Toelichting: Een indirect speech kun je herkennen aan wanneer je later iets vertelt over wat er gezegd is, bijvoorbeeld: ‘he said that she was very tired’.  wentboughtatewrotesawtooktoldhadToelichting:Bij het leren van onregelmatige werkwoorden leer je drie vormen: to build - built - built, of to break - broke - broken. Dit is hetzelfde als bijvoorbeeld: lopen - liep - gelopen. Probeer ze altijd gezamenlijk te leren. Online kun je hier ook goed mee oefenen.  Did you like chocolate when you were young?Did he work at the hospital when he was twenty?Did they play football yesterday?Did your friends enjoy the party last night?Did she study English when she was a student?Did you visit your grandparents last weekend?Did this book belong to you when you were a child?Were you happy with the test results?Were the students in class yesterday?ToelichtingKijk eerst of de zin in de verleden of tegenwoordige tijd staat. Bij de verleden tijd gebruik je ‘were’, ‘was’ of ‘did’. Let erop dat er bij ‘did’ daarna geen verleden tijd meer komt. Dus geen: “did they played”, maar “did they play”.  He said that he was busy then.She asked where I lived.They said that they had finished their homework.He asked if I had enjoyed the party.She said that she would call me the next day.Toelichting:Bij een indirecte vorm zet je het altijd in de verleden tijd, want je vertelt over iets wat in het verleden is gebeurd.  Sarah said that she was studying for her exam.They told us that they had visited Paris last summer.He asked me if I liked Italian food.Mark said that she would call me the next day.She said that she couldn’t find her keys.The teacher asked the students if they had finished their homework.They said that they were going to the cinema that night.ToelichtingBij een indirecte vorm gebruik je altijd een verleden tijd. Let er goed op dat je wel dezelfde vorm gebruikt, zoals bij zin a (“is studying” wordt niet “studied”, maar “was studying”). Werkwijze:Lees eerst het hele verhaaltje en kijk of je snapt wat er ongeveer gebeurt.Vul eerst alle woorden in die je zeker weet. Sla woorden over waarover je twijfelt. Kijk daarna eens naar je verhaaltje. Lijkt het zo te kloppen? Vertaal het eens naar het Nederlands en kijk of de werkwoorden op de goede plek staan.Staan alle werkwoorden in de goede tijd? Let op woorden als ‘always’ of ‘now’. waskilledtriedfoundwassawtolddid he stopwas hedid you seedid you seedid he look Who led the investigation?When did the police start investigating the murders?Who was arrested for the murders?How did the police gather evidence?Why did the police fail to catch Jack the Ripper? B → “ All these women were poor. “ Toelichting: Mogelijk is A ook een correct antwoord, maar dat staat niet in de tekst. Baseer je antwoord altijd op dat wat er in de tekst staat en niet op dat wat je al weet.  B → “The victims had their throats cut, and in some cases, their bodies were badly injured.” B → “Her murder was different from the others because she was not as badly hurt.” A → “One of them was Montague John Druitt, a teacher. Another suspect was Aaron Kosminski, a man who worked as a barber.”