Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Sport – spieren – spieropbouw – bewegen – energieproductie – citroenzuurcyclus – ATP
Toets Biologie
Nectar 4.1 FLEX
Online maken
Toets afdrukken
Antwoord C: De Z-lijnen markeren de grenzen van een sarcomeer in een spiervezel. A is onjuist: Myofibrillen bevatten actine en myosine, niet collageen. B is onjuist: Actinefilamenten zijn dunner dan myosinefilamenten en vormen geen A-band. D is onjuist: Het sarcomeer bevat zowel actine als myosine; de I-band bevat alleen actine. ATP + H2O → ADP + Pi + energieWater (H₂O) speelt een cruciale rol in de hydrolyse doordat een watermolecuul helpt om de fosfaatgroep van ATP af te splitsen, wat energie vrijmaakt. Rol van Ca²⁺ bij contractie: Ca²⁺ bindt aan het eiwit troponine, wat ervoor zorgt dat tropomyosine verschuift. Hierdoor komen de bindingsplaatsen op de actinefilamenten vrij, zodat de myosinekoppen hieraan kunnen koppelen. Dit is essentieel voor de contractie van de spier.ATP is nodig om de myosinekop los te maken van het actinefilament en om Ca2+ terug te pompen naar het SR.Terugkeer van Ca2+ bij ontspanning: Na de impuls wordt Ca2+ actief teruggepompt in het SR door Ca2+-pompen in het SR-membraan. Hierdoor wordt tropomyosine weer over de bindingsplaatsen van de actinefilamenten gelegd, wat voorkomt dat myosinekoppen kunnen koppelen. De spier ontspant hierdoor. Drie hoofdfasen:Glycolyse: Vindt plaats in het cytoplasma. Hierbij wordt glucose omgezet in twee moleculen pyrodruivenzuur, met een netto productie van 2 ATP en 2 NADH. Citroenzuurcyclus (Krebs-cyclus): Vindt plaats in de matrix van de mitochondriën. Pyrodruivenzuur wordt omgezet in CO₂. Dit levert NADH en FADH₂, die energierijke elektronen bevatten. Oxidatieve fosforylering: Vindt plaats in het binnenmembraan van de mitochondriën. De energierijke elektronen uit NADH en FADH₂ worden door de elektronentransportketen geleid, wat een protonengradiënt opbouwt. Deze drijft de synthese van ATP via ATP-synthase. Netto ATP-productie:In totaal worden circa 36-38 ATP-moleculen gevormd uit één molecuul glucose bij aerobe afbraak. Dit is veel efficiënter dan anaerobe afbraak, waarbij slechts 2 ATP wordt geproduceerd, omdat glucose bij anaerobe afbraak slechts deels wordt omgezet in lactaat, zonder de volledige energie-inhoud te benutten. Het zenuwstelsel zorgt voor een snelle reactie op acute stress, terwijl het hormoonstelsel (via cortisol) het lichaam voorbereidt op langdurige aanpassingen. De samenwerking zorgt voor een efficiënte en flexibele respons op stressvolle situaties. Antwoord D is juist. A is onjuist, want deze beschrijft een enkelvoudige contractie, niet een gladde tetanus.B is onjuist, want deze beschrijft summatie, waarbij de spier sterker samentrekt door twee impulsen vlak na elkaar. C is onjuist, want deze beschrijft een getande tetanus, waarbij samentrekking en ontspanning elkaar nog deels afwisselen. Krachttraining stimuleert de aanmaak van extra actine- en myosinefilamenten in de spiervezels. Dit vergroot het volume van de snelle spiervezels, waardoor ze sterker worden en meer kracht kunnen genereren, wat de prestaties bij kortdurende, krachtige inspanningen verbetert. Antwoord B is juist. Gap junctions vergemakkelijken snelle communicatie tussen hartspiercellen door de doorgang van ionen en elektrische signalen, wat essentieel is voor een gecoördineerde hartslag.A is onjuist, omdat gap junctions juist de doorlaatbaarheid voor ionen bevorderen, niet het voorkomen van ionenstromen.C is onjuist, omdat dit een functie is van desmosomen en niet van gap junctions. D is onjuist, omdat bij gap junctions geen bloedstroom naar de kransslagaders regelen, ze zorgen voor een elektrische communicatie tussen spiercellen. Antwoord C, de Depressor anguli oris.De grote jukbeenspier (Zygomaticus major) is een spier die de mondhoeken omhoog trekt, bijvoorbeeld bij het lachen. De Depressor anguli oris trekt de mondhoeken naar beneden.Alleen 1 en 3. De grote jukbeenspier is een skeletspier en skeletspieren hebben de volgende kenmerken: De spiercellen zijn met elkaar versmolten tot spiervezels: Skeletspierweefsel bestaat uit lange, cilindervormige vezels die ontstaan door de fusie van meerdere spiercellen. Dit is een kenmerk van skeletspieren. De spiervezels hebben vertakkingen: Dit is een kenmerk van hartspierweefsel, niet van skeletspieren. Skeletspiervezels zijn onvertakt. Onder de microscoop zijn dwarsbanden zichtbaar: Skeletspieren worden ook wel dwarsgestreept spierweefsel genoemd vanwege de zichtbare dwarsbanden onder de microscoop. Antwoord B. Tijdens de glycolyse wordt ATP geproduceerd zonder dat er zuurstof nodig is. Bij zuurstoftekort wordt pyrodruivenzuur omgezet in melkzuur (lactaat) om NAD+ te regenereren. Dit proces, anaerobe dissimilatie genoemd, zorgt ervoor dat de glycolyse kan doorgaan, omdat het benodigde NAD+ opnieuw beschikbaar komt. Zonder de regeneratie van NAD+ zou de glycolyse stoppen, en daarmee ook de ATP-productie die essentieel is voor de spiercontractie. Antwoord C. NADH en FADH₂ ontstaan tijdens de volgende (deel)processen:Glycolyse: Hier wordt glucose afgebroken tot pyrodruivenzuur, waarbij NADH ontstaat. Oxidatieve decarboxylering van pyrodruivenzuur. Pyrodruivenzuur wordt omgezet in acetyl-CoA, waarbij NADH wordt gevormd. Citroenzuurcyclus (Krebs-cyclus): In deze cyclus worden NADH en FADH₂ geproduceerd uit acetyl-CoA, waardoor deze moleculen bijdragen aan de ademhalingsketen.
Antwoord C.De ademhalingsketen levert het grootste deel van de ATP-opbrengst in de aerobe dissimilatie van glucose. De meeste ATP wordt geproduceerd via de oxidatieve fosforylering in de ademhalingsketen, waarbij NADH en FADH₂ de energie leveren die nodig is voor de vorming van ATP. De rest van de ATP wordt geproduceerd tijdens de glycolyse en de citroenzuurcyclus, maar deze processen leveren veel minder ATP in vergelijking met de ademhalingsketen. NADH-dehydrogenase zorgt voor het verplaatsen van H+ waardoor er een gradiënt ontstaat over het binnen membraan. Dit wordt gebruikt om met behulp van ATP-synthase (uit ADP en P(fosfaat) ) ATP te maken. Antwoord E, Voor glycolyse en citroenzuurcyclus.Glycolyse: NAD⁺ is essentieel in de glycolyse. Het fungeert als elektronendrager en wordt gereduceerd tot NADH bij de omzetting van glucose in pyrodruivenzuur.Citroenzuurcyclus: In de citroenzuurcyclus speelt NAD⁺ ook een cruciale rol als elektronendrager. Het wordt gereduceerd tot NADH bij verschillende stappen van de cyclus.Melkzuurgisting: Tijdens melkzuurgisting wordt NADH juist geoxideerd tot NAD⁺ om glycolyse te laten doorgaan. Hierdoor is NAD⁺ niet primair nodig voor de melkzuurgisting zelf, maar voor de glycolyse die eraan voorafgaat.Daarom wordt NAD⁺ specifiek gebruikt in glycolyse en de citroenzuurcyclus. Antwoord B, Vooral actine en myosine.Bij Duchenne-spierdystrofie is er een defect in het dystrofine-eiwit, dat normaal zorgt voor de stabiliteit van spiercellen tijdens contractie. Het ontbreken of niet goed functioneren van dystrofine leidt tot schade aan spiercellen, wat uiteindelijk resulteert in spierafbraak. Dystrofine: Hoewel dystrofine defect of afwezig is bij Duchenne-patiënten, is het niet de afname van de massa van dystrofine zelf, maar de afwezigheid ervan die het probleem veroorzaakt. Actine en myosine: Door de afbraak van spiercellen neemt de massa van contractiele eiwitten zoals actine en myosine af. Dit resulteert in verminderde spierfunctie en spierzwakte. Daarom is het voornamelijk de massa van actine en myosine die afneemt bij Duchenne-patiënten.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.