De aangeboren afweer is niet specifiek en reageert direct op pathogenen.De verworven afweer is specifiek voor een bepaald antigeen en een geheugen ontwikkeld, waardoor het bij herhaalde blootstelling sneller reageert. B-lymfocyten (specifiek plasmacellen) produceren antistoffen. Antistoffen binden aan antigenen op pathogenen (ziekteverwekkers), waardoor ze geneutraliseerd worden of beter herkend worden door fagocyten (door opsonisatie). Passieve immuniteit biedt tijdelijke bescherming omdat de toegediende antilichamen na verloop van tijd worden afgebroken en er geen geheugencellen worden gevormd. Hierdoor blijft het lichaam niet langdurig beschermd tegen dezelfde ziekteverwekker. De resusfactor (Rh) is een antigeen op de rode bloedcellen. Iemand met Rh-negatief bloed maakt antistoffen aan als deze in contact komt met Rh-positief bloed. Bij een volgende blootstelling kan dit leiden tot een heftige immuunreactie, zoals hemolytische ziekte van de pasgeborenen (HDN) of transfusiereacties. Antwoord C, vermindering van MHC-molecuul expressie waardoor geïnfecteerde cellen niet worden herkend.Door het verlagen van MHC-I expressie, kunnen cytotoxische T-cellen de geïnfecteerde cel niet herkennen, wat het virus helpt te ontsnappen aan de immuunrespons. Antwoord C, Influenza heeft een hoge mutatiesnelheid door antigene drift en shift.Antigene drift betreft kleine mutaties in virale antigenen, terwijl antigene shift grote genetische veranderingen veroorzaakt door uitwisseling van genen tussen verschillende virale stammen. Deze processen zorgen ervoor dat het virus telkens nieuwe varianten vormt waarvoor bestaande immuniteit onvoldoende is. Antwoord C, de HLA-combinatie (Human Leukocyte Antigen) tussen donor en ontvanger.De HLA-combinatie bepaalt de immunologische herkenning van het getransplanteerde weefsel. Hoe meer overeenkomsten tussen de HLA-typen van de donor en ontvanger, hoe kleiner de kans dat het immuunsysteem het orgaan afstoot. Bloedgroep en andere factoren zijn ook belangrijk, maar de HLA-compatibiliteit is het cruciaalste voor de afstotingsreactie. Bij een eerste infectie wordt het antigeen van het virus herkend door specifieke B- en T-cellen. Deze cellen produceren antilichamen of activeren de afweermechanismen. Na de infectie blijven sommige van deze cellen als geheugencellen in het lichaam. Bij een tweede infectie worden deze geheugencellen snel geactiveerd, wat resulteert in een snellere en krachtigere productie van antilichamen en activatie van T-cellen. (Ter info: De secundaire afweerreactie is daardoor veel sneller en effectiever dan de primaire, omdat het lichaam al voorbereid is op het virus.) Het orgaan van een levende donor is vaak beter doorbloed en heeft een hogere kans op succes na transplantatie.Een orgaan van een levende donor heeft vaak een betere bloeddoorstroming en is minder blootgesteld aan ischemie (gebrek aan zuurstof) voordat het getransplanteerd wordt, wat de kans op succes vergroot. Organen van overleden donoren kunnen snel schade oplopen door het gebrek aan doorbloeding, wat de kans op afstoting vergroot. De productie van Ig-E hoort tot de verworven afweer. Dit komt doordat Ig-E een antilichaam is dat specifiek wordt aangemaakt als reactie op een bepaald antigeen, zoals allergenen. De productie van Ig-E is gericht op het herkennen en bestrijden van specifieke antigenen, wat kenmerkend is voor de verworven afweer.De cellen die deze antistof produceren, zijn B-cellen. Bij een allergische reactie worden B-cellen geactiveerd en differentiëren ze in plasmacellen, die Ig-E antilichamen gaan produceren. Deze Ig-E-antilichamen binden zich vervolgens aan mestcellen, waardoor ze gevoeliger worden voor het allergeen. De weefselspecifieke antigenen bevinden zich in de celmembraan van de cellen. Deze antigenen zijn vaak eiwitten of glycoproteïnen die aanwezig zijn op het oppervlak van de cellen en die specifiek zijn voor bepaalde weefsels. Ze kunnen een belangrijke rol spelen bij de herkenning van cellen als lichaamsvreemd of lichaamseigen, wat van belang is voor immuunresponsen. Een antigeen kan opgebouwd zijn uit eiwitten. Eiwitten bestaan uit lange ketens van aminozuren en zijn een veelvoorkomende klasse van organische stoffen die als antigenen kunnen dienen. Ze kunnen specifieke delen (epitopen) hebben die door het immuunsysteem herkend worden, wat een immuunrespons opwekt.Het is niet zinvol om cellen van het weefsel met het voedsel toe te dienen, omdat de cellen dan niet effectief kunnen worden herkend door het immuunsysteem van de muis. Wanneer weefsel via het voedsel wordt toegediend, komt het terecht in het spijsverteringsstelsel, waar het wordt afgebroken door enzymen in de maag en darmen. Hierdoor kunnen de antigenen die aanwezig zijn op de cellen van het weefsel niet goed door het immuunsysteem worden herkend. Het immuunsysteem is minder in staat om een specifieke immuunrespons op te bouwen als de antigenen niet direct in de bloedbaan of via een andere manier van toediening (zoals injectie) in contact komen met de immuuncellen. Het rechtstreeks toedienen van weefsel in het bloed maakt het voor het immuunsysteem gemakkelijker om de antigenen te herkennen en antistoffen te produceren. Antwoord DBewering 1 is juist, want wanneer HIV zich vermenigvuldigt in een geïnfecteerde T-helpercel, ontstaan nieuwe virussen door een proces genaamd budding (afknopping). Hierbij nemen de nieuwe virussen een deel van het celmembraan van de T-helpercel mee, inclusief het virale glycoproteïne GP120. In omgekeerde richting kan GP120 vanuit het virus membraan in het celmembraan van de geïnfecteerde T-helpercel terechtkomen tijdens of na fusie met het virale omhulsel. Bewering 2 is juist, want HIV zet na infectie van de T-helpercel zijn genetisch materiaal (RNA) om naar DNA en integreert in het genoom van de cel. Hierdoor wordt de T-helpercel gedwongen om virale eiwitten, zoals GP120, te synthetiseren. Deze eiwitten worden vervolgens verwerkt en in het membraan van de T-cel ingebouwd als voorbereiding op de productie van nieuwe virale deeltjes. Antistoffen worden na verloop van tijd afgebroken door het lichaam. Ze hebben een beperkte levensduur, waarna ze door enzymen in de lever en nieren worden afgebroken. Antistof P wordt omgezet door de lever, de productie van antistoffen neemt af (de lymfocyten produceren geen antistof P meer) Na de tweede immunisatie wordt een secundaire immuunrespons geactiveerd. Dit komt doordat geheugencellen (B-geheugencellen), die bij de eerste blootstelling aan antigeen P zijn gevormd, snel en effectief worden geactiveerd. Deze geheugencellen kunnen sneller differentiëren tot plasmacellen en beginnen direct met de productie van antistof p in hogere concentraties. Dit proces verloopt veel efficiënter dan de primaire respons omdat de geheugencellen al specifiek zijn voor antigeen P en geen lange activatie- en rijpingsfase nodig hebben. Het ontstaan van een melanoom hangt sterk samen met de plaats van de pigmentcellen (melanocyten)omdat deze cellen zich bevinden in de basaalcellenlaag van de epidermis, de buitenste laag van de huid. Deze locatie maakt melanocyten direct kwetsbaar voor schadelijke omgevingsfactoren, zoals ultraviolet (UV)-straling van de zon. UV-straling kan DNA-schade veroorzaken in melanocyten, wat leidt tot mutaties in genen die betrokken zijn bij de celgroei en celdeling. Als deze schade niet effectief wordt gerepareerd, kunnen de melanocyten zich ongecontroleerd gaan delen, wat leidt tot de vorming van een melanoom. Een test om vast te stellen of patiënten HSV-seropositief zijn, berust op het aantonen van antilichamen tegen het herpes simplex virus (HSV) in het bloed. Wanneer iemand eerder met HSV is geïnfecteerd, reageert het immuunsysteem door specifieke antilichamen aan te maken. Deze antilichamen blijven na de infectie aanwezig in het bloed, zelfs als het virus zich in een latente fase bevindt. Dit heeft meerdere redenen, hieronder worden er twee genoemd: Afbraak van antilichamen:Voor de geboorte ontvangt de baby voornamelijk IgG-antilichamen van de moeder via de placenta. Na de geboorte stopt deze toevoer, maar de maternale antilichamen blijven tijdelijk in het bloed van de baby aanwezig. Deze antilichamen worden echter geleidelijk afgebroken, omdat antilichamen een beperkte levensduur hebben (ongeveer 3 weken per antilichaam).Langzame opstart van de eigen antilichaamproductie:Hoewel het immuunsysteem van de baby na de geboorte begint te rijpen, is het in de eerste maanden nog niet volledig ontwikkeld. De B-lymfocyten moeten nog beginnen met het aanmaken van eigen antilichamen. Hierdoor is de aanmaak van antilichamen in deze periode lager dan de afbraak van maternale antilichamen, wat leidt tot een netto daling van de totale antilichaam concentratie.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.