Getal en Ruimte 13e ed/FLEX deel 1 - Hoofdstuk 2 - Rekenen met negatieve getallen oefentoetsen & antwoorden

Van elk positief getal is hetzelfde getal met een – (min) ervoor het tegengestelde.Goede antwoorden zijn onder andere:-8 en 8-7 en 7-6 en 6-2 en 2-1 en 1Enzovoort. -5 ligt onder -4 op de getallenlijn, dus -5 is kleiner dan -4.Antwoord: <0 ligt boven -3 op de getallenlijn, dus 0 is groter dan -3.Antwoord: >-1203 ligt boven -1204 op de getallenlijn, dus -1203 is groter dan -1204.Antwoord: > Als je het lastig vindt, kun je een getallenlijn gebruiken.We beginnen bij -7We willen 12 bij -7 optellen.Dan zijn we dus bij 5.−7+12=5-7+12=5−7+12=5Antwoord: 5Als je het lastig vindt, kun je een getallenlijn gebruiken.We beginnen bij -3We willen van 5 van -3 aftrekken.Dan zijn we dus bij -8.−3−5=−8-3-5=-8−3−5=−8Antwoord: -8Als je het lastig vindt, kun je een getallenlijn gebruiken.We beginnen bij 8We willen 15 van 8 aftrekkenDan zijn we dus bij -7.8−15=−78-15=-78−15=−7Antwoord: -7Als je het lastig vindt kun je een getallenlijn gebruiken.We beginnen bij -21We willen 21 bij -21 optellen.Dan zijn we dus bij 0.−21+21=0-21+21=0−21+21=0Antwoord: 0 $+ -$ is hetzelfde als $-$$-5-3=-8$Antwoord: -8$- -$ is hetzelfde als $+$$8- -7=8+7=15$ Antwoord: 15$+ -$ is hetzelfde als $-$$6-17=-11$Antwoord: -11$- -$ is hetzelfde als $+$$-2- -3=-2+3=1$ Antwoord: 1$-12-18=-30$Antwoord: -30 $-2\times 4=-8$ ($-\times +=-$)Antwoord: -8$-9:-3=3$ ($-:-=+$)  Antwoord: 3$-3\times -6=18$ ($-\times -=+$)Antwoord: 18$20:-5=-4$ ($+:-=-$)  Antwoord: -4$-41\times 0=0$ (iets keer 0 is altijd 0)Antwoord: 0 Denk bij elke opgave aan de rekenvolgorde:Bereken wat binnen de haakjes staat.Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts.Optellen en aftrekken van links naar rechts. Er zijn geen haakjes, maar wel een vermenigvuldiging. We doen dus eerst de vermenigvuldiging.$10+\red{5\times 8}=$Zet de uitkomst van de vermenigvuldiging op de plek van de keersom.$10+40=$Na het vermenigvuldigen gaan we optellen en aftrekken.$10+40=50$Antwoord: 50Er zijn geen haakjes, maar wel een deling. We doen dus eerst de deling. $-12+\red{16:4}=$Zet de uitkomst van de deling op de plek van de deelsom.$-12+4=$Na het delen gaan we optellen en aftrekken.$-12+4=-8$Antwoord: -8De eerste stap is haakjes.$3-6\times \red{(-1+5)}=$Zet de uitkomst van de haakjes op de plek van de haakjes.$3-6\times 4=$Vervolgens vermenigvuldigen en delen, we gaan dus de keersom uitvoeren.$3-\red{6\times 4}=$Zet de uitkomst van de vermenigvuldiging op de plek van de keersom.$3-24=$Tot slot optellen en aftrekken.$3-24=-21$Antwoord: -21De eerste stap is haakjes.$\red{(8-3)}\times 5=$Zet de uitkomst van de haakjes op de plek van de haakjes.$5\times 5=$Vervolgens vermenigvuldigen en delen, we gaan dus de keersom uitvoeren.$5\times 5=25$Antwoord: 25De eerste stap is haakjes.$\red{(-2+6)}:\red{(7-3)}-8\times 6=$Zet de uitkomst van de haakjes op de plek van de haakjes.$4:4-8\times 6=$Vervolgens vermenigvuldigen en delen, we gaan dus de keersom en de deelsom uitvoeren.$\red{4:4}-\red{8\times 6}=$Zet de uitkomst van de vermenigvuldiging op de plek van de keersom.$1-48=$Tot slot optellen en aftrekken.$1-48=-47$Antwoord: -47 Denk bij elke opgave aan de rekenvolgorde:Bereken wat binnen de haakjes staat.Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts.Optellen en aftrekken van links naar rechts. Er zijn geen haakjes, maar wel een vermenigvuldiging. We doen dus eerst de vermenigvuldiging.$10+\red{5\times -8}=$Zet de uitkomst van de vermenigvuldiging op de plek van de keersom.$10+-40=$ ($+\times -=-$)Na het vermenigvuldigen gaan we optellen en aftrekken.$10-40=-30$ ($+-=-$)Antwoord: -30Er zijn geen haakjes, maar wel een deling. We doen dus eerst de deling. $-12+\red{16:-4}=$Zet de uitkomst van de deling op de plek van de deelsom.$-12+-4=$ ($+:-=-$)Na het delen gaan we optellen en aftrekken.$-12-4=-16$ ($+-=-$)Antwoord: -16De eerste stap is haakjes.$3-6\times \red{(-1-5)}=$Zet de uitkomst van de haakjes op de plek van de haakjes.$3-6\times -6=$Vervolgens vermenigvuldigen en delen, we gaan dus de keersom uitvoeren.$3-\red{6\times -6}=$Zet de uitkomst van de vermenigvuldiging op de plek van de keersom.$3--36=$ ($+\times -=-$)Tot slot optellen en aftrekken.$3+36=39$ ($- -=+$)Antwoord: 39De eerste stap is haakjes.$\red{(8-13)}\times -4=$Zet de uitkomst van de haakjes op de plek van de haakjes.$-5\times -4=$Vervolgens vermenigvuldigen en delen, we gaan dus de keersom uitvoeren.$-5\times -4=20$ ($-\times -=+$)Antwoord: 20De eerste stap is haakjes.$\red{(-2-6)}:\red{(7-11)}-8\times -6=$Zet de uitkomst van de haakjes op de plek van de haakjes.$-8:-4-8\times -6=$Vervolgens vermenigvuldigen en delen, we gaan dus de keersom en de deelsom uitvoeren.$\red{-4:-4}-\red{8\times -6}=$Zet de uitkomst van de vermenigvuldiging op de plek van de keersom.$2--48=$ ($-:-=+$ en $+\times -=-$)Tot slot optellen en aftrekken.$2+48=50$ ($- -=+$)Antwoord: 50 Frank is langer dan Linda, langer, oftewel groter. Antwoord: >Kouder, dus een lagere temperatuur, oftewel kleiner. Antwoord: <Hoger, dus de score van de eerste klas is een groter getal.Antwoord: > Teken als je het lastig vindt een getallenlijn. Tussen -11 en 5 zitten 16 graden.Antwoord: Het temperatuurverschil is 16 graden. Om van 8 naar een negatief getal te komen moeten we van 8 een getal aftrekken. We werken eerst naar 0, van 8 naar 0 is -8Vervolgens werken we van 0 naar -13, van 0 naar -13 is -13.In totaal is er dus $-8-13=-21$ afgegaan.Antwoord: -21Als we bij iets 5 optellen en er dan -6 komt, moet er dus een getal 5 lager dan -6 op de puntjes komen te staan.5 lager dan -6 ligt -11. $-11+5=-6$ dus dat klopt.Antwoord: -11We moeten van -3 iets afhalen maar het antwoord moet 1 hoger zijn dan -3, namelijk -2. We weten $-$ en $–$ geeft $+$, dus door een negatief getal van -3 af te trekken krijgen we $+$, 1 hoger, dus we doen -1. $-3- -1=-2$Antwoord: -1 We beginnen linksboven in de tabel.$-5\times -2=10$ ($-\times -=+$)$\times$-29-7-5108We maken de bovenste rij af.$-5\times 9=-45$ ($-\times +=-$)$\times$-29-7-510-458$-5\times -7=35$ ($-\times -=+$)$\times$-29-7-510-45358We gaan op de onderste rij verder.$8\times -2=-16$ ($+\times -=-$)$\times$-29-7-510-45358-16$8\times 9=72$$\times$-29-7-510-45358-1672-56$8\times -7=-56$ ($+\times -=-$)Antwoord:$\times$-29-7-510-45358-1672-56