Grandes Lignes 6e ed/FLEX deel A+B - Chapitre 6 - Dis-moi oefentoetsen & antwoorden

a. de les (A)b. storen(A)c. binnenhalen (B)d. de overwinning (B)e. toch? (B)f. ik kleed me aan (E)g. ik ga naar bed (E)h. het spel (F)i. snel (F)j. knutselen (F) a. l’histoire (A)b. la célébrité (A)c. participer (B)d. grâce à (B)e. excellent(e) (E)f. écouter (E)g. une heure et quart (E)h. la vitesse (F)i. avoir envie de (F)j. montrer (F) Ik heet Max en ik ben 16 jaar.Ik kan goed opschieten met mijn zusje.Hoe laat sta jij op?En in het weekend?Ik vind het leuk om uit te gaan. En France il fait plus chaud qu’ en Suède.Ma soeur est moins sérieuse que mon frère.Tes chaussures sont aussi modernes que les chaussures de mon prof.Dans le nord des Pays-Bas il fait plus froid que dans le sud.Descendre une montagne est aussi dangereux que de la monter. niet Je vois ma copine demain. Demain je vois ma copine. wel: tijdsaanduiding (aujourd’hui) - onderwerp (j’) - persoonsvorm (ai) + voltooid deelwoord (travaillé) - rest vd zin (dans la médiathèque)wel: onderwerp (Tu) - persoonsvorm (vas) + acheter (heel werkwoord) - de rest van de zin (de nouvelles chaussures) - plaatsbepaling  (à Paris)?niet: onderwerp ( Je) - ontkenning 1/2  (ne) - persoonsvorm (vais) - ontkenning 2/2  (pas) + heel werkwoord  (faire du shopping) - plaatsbepaling (à Paris)Dus: Je ne vais pas faire du shopping à Paris. niet: Onderwerp (Vous) - persoonsvorm (allez) + heel werkwoord (faire du shopping) - tijdsaanduiding (la semaine prochaine).Dus: Vous allez faire du shopping?Toelichting:De Franse zinsvolgorde = onderwerp - persoonsvorm (+ eventueel nog een heel werkwoord of een voltooid deelwoord) - de rest van de zin.Let op dat de persoonsvorm zich altijd vormt naar het onderwerp. Voorbeeld: Tu krijgt vas, maar Je heeft vais, Bij zin a) -> de tijd- en plaatsaanduiding komt in de Franse zin helemaal aan hetbegin of helemaal aan het einde van de zin. Hier dus twee mogelijkheden. De onderstreepte woorden zijn de 5 vormen van de FUTUR (simple) in de tekst:Préparation pour faire du skiMailDemain j’enverrai (1) le formulaire de réservation pour l’hôtel en France et je parlerai (2) à ton cousin pour le corriger. J’aimerais avoir une réponse avant février, parce que je voudrais savoir s’ils ont encore des chambres. Tu achèteras (3) encore les forfaits de ski? Moi, j'achèterai (4) les crèmes scolaires. Nous aimerions un forfait pour toute la région!  La semaine prochaine on t’appellera (5).Toelichting: De Franse FUTUR (simple) is te vergelijken met de Nederlandse OTT (onvoltooid toekomende tijd). Je herkent de FUTUR (simple) aan de uitgangen en de stam. Zie tabel hieronder:FUTUR (simple) van regelmatige werkwoordenRegelmatige werkwoordenStam UitgangJehele werkwoordAITuhele werkwoordASIl, Elle, Onhele werkwoordANoushele werkwoordONSVoushele werkwoordEZIls, Elleshele werkwoordONTFUTUR (simple) van onregelmatige werkwoorden hebben dezelfde uitgangen als die bij de regelmatige werkwoorden, de stam is anders en leer je uit je hoofd.NB! de uitgangen van de FUTUR (simple) lijken op het werkwoord AVOIR in de présent (zie tabel hieronder). Dit maakt het misschien makkelijker om ze te onthouden. UITGANGEN FUTUR (simple)AVOIR in de présentAIAIASASAAONSAVONSEZAVEZONTONT (+, petit)              Ces filles sont  plus  petites  que es garçons.(=, grand)     Marie est aussi  grande que son petit  frère.(-, moderne)       Votre voiture est  moins  moderne que  la notre.(+, haut)              Le Mont Blanc est  plus  haut que  la Tour Eiffel.(=, dangereux)   Faire du ski est aussi  dangereux que faire du surf.    Toelichting: Voor het maken van Vergelijkingen in het Frans  gebruik je de woordjes plus, moins of aussi gevolgd door het bijvoeglijk naamwoord gevolgd door het woordje que.Je gebruikt plus …….. que wanneer iets meer is in de vergelijking.Je gebruikt moins …….. que wanneer iets minder is in de vergelijking.Je gebruikt aussi ……….. que  wanneer iets hetzelfde is in de vergelijkingNB! - Let op dat wanneer het zelfstandig naamwoord mannelijk enkelvoud of meervoud/ vrouwelijk enkelvoud of meervoud is, dan is het bijvoeglijk naamwoord dat ook. - Herhaal de grammatica regel voor het vervoegen van het bijvoeglijk naamwoord. Votre voiture est aussi belle que ma voiture.Tu as fait du shopping avec ta mère en France?Nous aimons la ville de Paris et ses beaux monuments!Elle n’a jamais parlé en classe.Hier je me suis bien préparé pour le test de français.Toelichting:De Franse zin begint met een onderwerp (meestal een persoon of een zelfstandig naamwoord), gevolgd door een persoonsvorm (het 1e werkwoord in de zin, deze vorm van het werkwoord vormt zich naar het onderwerp) en daarna de rest van de zin (dat kan van alles zijn, maar meestal een meewerkend voorwerp en/of een lijdend voorwerp (ook weer een persoon of zelfstandig naamwoord). NB! Helemaal voor of helemaal achteraan bovenstaande volgorde kan staan: - een tijdsbepaling (demain, hier, aujourd’hui, à huit heures, etc.) - een plaatsbepaling (à Paris, au monde, en France, au Suède, etc.) Eléa vindt t prima; Madelon vindt t niet prima; Bibi vindt t prima.contrôles surprises (staat in de titel van de tekst)- Eléa noemt ten eerste dat een onverwachte overhoring wordt gegeven om te kijken of je (on) hebt opgelet tijdens de les of niet (on a écouté en classe ou pas in regel 4). - Vervolgens noemt ze dat het een beeld geeft van het niveau van de leerlingen in de klas (ça évalue notre niveau - notre is hier ons, in de zin van de leerlingen in de klas. regel 4/5). - Tot slot zegt ze dat de docenten het recht hebben om onverwacht te kijken of we onze lessen leren. (Les profs ont bien le droit de vérifier si nous avons bien appris nos cours. regel 5/6). We is hier weer een verwijzing naar de leerlingen. Je m’appelle (jouw voornaam) et j’ai (getal voor jouw leeftijd) ans.J’habite à (jouw woonplaats), aux Pays-Bas.J’ai (telwoord voor aantal) frère(s) et (telwoord voor aantal) soeur(s)NB! gebruik Petit voor jonger broertje of zusje en grand voor oudere broer of zus en demi(e) voor half broer/zus.Je m’entends bien avec mes parents.Mes hobbies sont of Mon hobby est (jouw hobby hier invullen, altijd met het hulp werkwoord FAIRE gevolgd door du, de la, de l’of des -. Voorbeelden: faire du ski, faire de la musique, faire du foot, faire du sport, faire du dessin).NB! Je kunt je zin ook beginnen met J’aime (jouw hobby invullen, dus faire du ski, faire du sport, etc.)