Zugspitze 4 LRN-line - Hoofdstuk Schritt 41-46 - Ochsensitz oefentoetsen & antwoorden

beeindigenhelaasomdatgekwantde bedoelingin plaats daarvande gebeurtenissenzin hebben inde onzintrotshet gesprek, het vermaak die Gründedie Lügeversprechen - versprochenzur Mittagszeitregelmäßigder Fernseherdie Lösungtäglichdie WünschegefährlichTips: - Denk eraan dat je de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. - Maak de umlaut op een letter duidelijk, die 2 kleine puntjes maken een woord juist goed of fout. - Vergeet het meervoud niet mee te leren! de bezittelijke voornaamwoordenals het onderwerp is, je kan het dan door HIJ vervangen.als het meerwerkend voorwerp is, je kan AAN/VOOR wie?  vragen.als het lijdend voorwerp is, je kan het dan door HEM vervangen. mijnonzejouwuwhaar, hunjulliezijn mannelijkvrouwelijkonzijdigmeervoud1e naamvaleineineeinkeine4e naamvaleineineeinkeine Der Zug fährt von Gleis 1.Es gibt einen Streik/es wird gestreikt bei der U-Bahn.Du kannst zu Fuß gehen.Sie nehmen einen Bus.Wer ist an der Reihe?Ich muss eine Aufgabe erfüllen.Die Straße ist noch frei.Zum Glück muss ich nicht warten.Tips: - Denk eraan dat je de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. - Maak de umlaut op een letter duidelijk, die 2 kleine puntjes maken een woord juist goed of fout. allein (als er niemand is, ben je...)gelogen (als je de waarheid niet gesproken hebt, heb je...)verloren (als je niet gewonnen hebt, heb je ...)Eintritt (bij de dierentuin en een attractiepark betaal je ...)selten (als iets niet vaak is, is het ...)das Radio (met dit apparaat kun je muziek luisteren) 4e naamval: Ik eet HEM1e naamval: HIJ kost vandaag1e naamval: HIJ had het gisteren druk3e naamval: schenkt AAN HEM (lerares in dit geval) 4e naamval: Hij houdt van HEM (meisje in dit geval)4e naamval: Heb je HEM1e naamval: Hoeveel inwoners heeft HIJ 4e naamval: HEM kan ik me niet permitteren4e naamval: Ik vind HEM aardig3e naamval: De moeder geeft AAN HEM (het kind) een draai om zn oren seinemVOOR wie? meewerkend voorwerp, dus derde naamvalihreHIJ, onderwerp, dus eerste naamvalmeinHIJ, onderwerp, dus eerste naamval einenHEM, lijdend voorwerp, dus vierde naamvaleinHEM, lijdend voorwerp, dus vierde naamvaldeiner2 AAN wie? meewerkend voorwerp, dus derde naamvaleineHEM, lijdend voorwerp, dus vierde naamvalseinenHEM, lijdend voorwerp, dus vierde naamvalToelichting: - De naamvallen komen steeds terug, bij elke zin die je maakt, heb je een lidwoord en/of bezittelijk voornaamwoord en/of persoonlijk voornaamwoord nodig. - Zorg dat je het hele schema goed uit je hoofd kent. Schrijf het desnoods eerst op een los blaadje op, zodat je het dan kan gebruiken. - Het is vaak handig om eerst te kijken of er sprake is van een meewerkend voorwerp. Daarna te kijken naar het onderwerp/lijdend voorwerp of de HIJ/HEM regel.  Es gibt eine Störung bei der Straßenbahn.Der Zug/die Bahn nach Zürich hat eine halbe Stunde Verspätung.Wie komme ich jetzt nach Mailand?Ich muss jetzt würfeln/Du musst jetzt würfeln.Wer möchte mitspielen?Du hast Pech, du bist pleite.Tip: Maak het jezelf niet te moeilijk bij zulke opdrachten. Maak eenvoudige zinnen met woorden die je kent, als je iets niet weet, probeer het dan anders te zeggen. Als je iets moet kiezen, kies dan iets dat je zeker weet en goed kan schrijven.