Zugspitze 6 LRN-line - Hoofdstuk Schritt 1-4 (B1) - oefentoetsen & antwoorden

de advertentiegecondoleerd!de kankerhet slachofferdoodde aanleidingknutselende haastschilderenvan karton die ArbeitbedeutenGottversorgenvernünftigbauenbreitdie ErgebnisseklebenüblichTip: Denk eraan dat je de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. Maak de umlaut op een letter duidelijk, die 2 kleine puntjes maken een woord juist goed of fout. Vergeet het meervoud niet mee te leren! Een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord eindigt op -en. Net als dat het in het Nederlands ook is, Nederlandse sterke werkwoorden zijn in het Duits vaak ook sterk.du & er/es/sieDan komt er bij du & er/sie/es een ä.Als het een lange e-klank is, komt er bij du & er/es/sie een ie, en is het een korte e-klank, dan komt er een i.Dan is de extra ‘e’ er niet. Dus geen hältest, maar hältst, zo kort mogelijk. Stimmst du dem zu?Bist du nicht dagegen.Geht man an so einem Tag in die Kirche?Es ist ein Fest mit Verwandten.Können Sie mir helfen?Gibt es hier irgendwo ein Hotel?Wo ist die Notaufnahme?Dann brauchen Sie ein bisschen Geduld.Tip: Denk eraan dat je de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. Maak de umlaut op een letter duidelijk, die 2 kleine puntjes maken een woord juist goed of fout. Briefmarke (als je een brief wilt versturen, moet je er een ... op plakkenRollstuhl (als je niet meer kunt lopen, heb je een rolstoel nodig.umziehen (als je van het ene huis naar het andere gaat, noem je dat...)Buchstaben (het alfabet telt ...)Seife (hiermee kun je je wassen)täglich (als je iets elke dag doet, doe je het...)Tip: Denk eraan dat je de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. Maak de umlaut op een letter duidelijk, die 2 kleine puntjes maken een woord juist goed of fout. -en, in, keuze, hier vraag je WO, dus 3e naamval.-en, bezit, 2e naamval-e, onderwerp, 1e naamval-en, neben, keuze, hier vraag je WO, dus 3e naamval als, vergrotende trapgleich, stellend trapwie, je gebruikt in het Nederlands ‘als’als, vergrotende trapgleich, stellende trap besser am bestenhöher am höchstenlangsamer am langsamstentoller am tollstenjünger am jüngstenbreiter am breitestenschwarzer am schwarzestendicker am dicksten fallefälltfängtfängtschläftschlaftfahrenfährstgräbtgrabeLeertip: Alleen bij de du / er / es / sie vorm verandert de a in een ä en maak je het werkwoord zo kort mogelijk. Bij de andere personen pas je gewoon esttenten toe. gibtesstnimmsttretesprichtlesenLeertip: Alleen bij de du / er / es / sie vorm verandert de e in i/ie /lange e, lange ie; korte e, korte i) en maak je het werkwoord zo kort mogelijk. Bij de andere personen pas je gewoon esttenten toe. Ostern ist das Fest von Christus‘ Auferstehung aus dem Grab.Das Zuckerfest ist ein islamisches Fest, Muslime feiern das Ende der Ramadan.Ich bin ganz anderer Meinung./Ich bin dagegen./Ich stimme es nicht zu.Ich brauche Hilfe, meine Mutter hat einen Unfall gehabt/unser Auto hat eine Reifenpanne/Der Geldautomat funktioniert nicht/Das Waschbecken tropft/Mein Handy wurde gestohlen.Füllen Sie bitte dieses Formular vollständig aus.Der Geldautomat/Es gibt ein Geldautomat auf der Rückseite des Krankenhauses.Leertips: - Maak eenvoudige zinnen met woorden die je kent, als je iets niet weet, probeer het dan anders te zeggen. - Vergeet de hoofdletters niet bij zelfstandige naamwoorden. - Als je iets moet kiezen, kies dan iets dat je zeker weet en goed kan schrijven.