Economie Integraal 2e ed deel 1+2
- Hoofdstuk 17 - Economie internationaal
oefentoetsen & antwoorden
2e editie
Klas 4-5|Havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Internationale handel
Open en gesloten economie
Import en exportquote
Betalingsbalans en lopende rekening
Goederen- en dienstenrekening
Conjuncturele effect overschot lopende rekening
Protectionistische maatregelen
Nadelen van protectionistische maatregelen
Vrijhandel en globalisering
Europese samenwerking
Europese Unie (EU)
Examendomein H + I
Toets Economie
Economie Integraal 2e ed deel 1+2
Online maken
Toets afdrukken
Een open economie is een economie die veel handel drijft met het buitenland. Er wordt veel geëxporteerd naar het buitenland en geïmporteerd vanuit het buitenland (in verhouding tot het BBP). Zowel de exportquote (de waarde van de export uitgedrukt in een percentage van het BBP) en de importquote (de waarde van de import uitgedrukt in een percentage van het BBP) zijn hoog.Nederland, de VS en China hebben allen een open economie. Een gesloten economie is een economie die weinig handel drijft met het buitenland en dus een lage importquote en een lage exportquote heeft.Noord-Korea heeft een gesloten economie. De betalingsbalans is een overzicht met de waarde van alle economische transactie tussen Nederland en het buitenland in een bepaalde periode. Deze bestaat uit twee rekeningen:De lopende rekening, die we weer onderverdelen in:GoederenrekeningDienstenrekeningInkomensrekening (primaire inkomens en overdrachten)De kapitaalrekening, die we weer onderverdelen in:BeleggingenLeningen en aflossingenDirecte investeringen Protectionistische maatregelen zijn maatregelen die een overheid neemt om de binnenlandse bedrijven en werkgelegenheid te beschermen van concurrentie vanuit het buitenland. De internationale handel wordt hierdoor belemmerd ter protectie van de binnenlandse economie. Voorbeelden van protectionistische maatregelen zijn:Invoerrechten 🡪 belastingen die import duurder maken, waardoor de vraag naar buitenlandse producten daalt. Importquotum 🡪 maximaal toegestane importhoeveelheidImportverbod Verzwaarde eisen en regelgeving ter belemmering van internationale handel, zoals strenge douanecontroles. Exportsubsidies 🡪 Nederlandse exportproducten worden zo goedkoper voor het buitenland.Belastingvoordelen voor exporterende bedrijven. Protectie benadeelt de productie en werkgelegenheid in het buitenland. Door protectionistische maatregelen wordt import duurder, waardoor importinflatie kan ontstaan. Andere landen kunnen reageren met eigen protectionistische maatregelen wat zelfs kan leiden tot een internationale handelsoorlog. Buitenlandse producten worden duurder voor consumenten of zijn zelfs niet meer leverbaar. Doordat de internationale handel afneemt, daalt ook de internationale welvaart. Protectionistische maatregelen leiden tot oneerlijke concurrentie tussen bedrijven op globaal niveau / wereldniveau. Vrijhandel betekent dat internationale handel zo min mogelijk of niet wordt belemmerd. Er worden dus geen protectionistische maatregelen genomen door overheden. Vrijhandel levert de volgende voordelen op:Door internationale concurrentie worden producten goedkoper voor de consument. Door internationale arbeidsverdeling worden producten in landen geproduceerd waar dat het meest efficiënt en effectief mogelijk is. Doordat deze landen zich specialiseren wordt productie geoptimaliseerd, wat zowel leidt tot goedkopere producten als tot kwalitatief betere producten. Consumenten kunnen uit veel verschillende producten kiezen. Vrijhandel leidt tot meer internationale handel en zo tot meer welvaart en werkgelegenheid. Vrijhandel stimuleert internationale samenwerking wat leidt tot meer begrip voor onderlinge culturele, politieke en sociale verschillen. Eindantwoord a)De goederenrekening, dienstenrekening en de inkomensrekening. Eindantwoord b)Rente is een vergoeding voor de productiefactor kapitaal en dus een primair inkomen (uit bezit). Rentebetalingen staan dus op de inkomensrekening en zijn onderdeel van de lopende rekening op de betalingsbalans. Eindantwoord c)Er is sprake van een overschot van 11,2 miljard euro op de lopende rekening in het tweede kwartaal van 2012.De export is dus groter geweest dan de import, anders was er sprake geweest van een tekort op de lopende rekening. Eindantwoord d)Een procentuele verandering bereken je altijd met de formule:(Nieuw – oud) / oud x 100%Nieuwe overschot van kwartaal twee van 2012 is 11,2 miljard euro.Oude overschot van kwartaal één van 2012 was 17 miljard. Procentuele verandering = (11,2 – 17) / 17 x 100% = -34,1%Het overschot is gedaald met ruim 34% t.o.v. kwartaal 1 2012. Eindantwoord e)Een procentuele verandering bereken je altijd met de formule:(Nieuw – oud) / oud x 100%Nieuwe overschot van kwartaal twee van 2012 is 11,2 miljard euro.Oude overschot van kwartaal twee van 2011 was 1,5 miljard groter.Oude overschot van kwartaal twee 2011 was dus 12,7 miljard. Procentuele verandering = (11,2 – 12,7) / 12,7 x 100% = -11,8%Het overschot is gedaald met bijna 12% t.o.v. kwartaal 2 2011.Eindantwoord f)Een overschot op de lopende rekening betekent waarschijnlijk een hoge vraag naar Nederlandse producten, waardoor de effectieve vraag in Nederland stijgt. Mogelijk voordeel: Een hogere effectieve vraag leidt tot hogere productie leidt tot meer werkgelegenheid in Nederland. Met name in een periode van laagconjunctuur of herstel is dit voordelig voor de Nederlandse economie. Mogelijk nadeel:Een hogere effectieve vraag kan, zeker wanneer de productiecapaciteit is bereikt, leiden tot prijsstijgingen (bestedingsinflatie). Met name in een periode van hoogconjunctuur of teruggang is dit nadelig voor de Nederlandse economie. Eindantwoord a)Door de hogere importtarieven van Trump worden Europese producten in de VS duurder. De vraag naar Europese producten daalt en de vraag naar Amerikaanse producten stijgt dan in Amerika. Hierdoor stijgt de productie bij Amerikaanse bedrijven. Door de stijgende productie stijgt de werkgelegenheid in Amerika. Door de stijging van de werkgelegenheid stijgt het binnenlands inkomen. Eindantwoord b)Door de hogere importtarieven van Trump worden Europese producten in de VS duurder. Door deze geïmporteerde inflatie stijgen de prijzen voor Amerikaanse burgers. Hierdoor moeten zij meer betalen voor Europese goederen, waardoor ze wellicht beperkt worden in hun keuze. Wanneer Europese producten worden verwerkt in Amerikaanse eindproducten, zullen de productiekosten stijgen voor Amerikaanse bedrijven. Deze stijgende kosten zullen zij doorberekenen aan de Amerikaanse burgers, wat dus leidt tot inflatie. Doordat de internationale handel wordt belemmerd, kan het zijn dat de productie van Amerikaanse importbedrijven daalt. Hierdoor daalt de werkgelegenheid bij deze bedrijven en kunnen Amerikaanse werknemers hun baan verliezen. Eindantwoord c)Doordat de Europese landen zich verenigen in de EU, hebben zij gezamenlijk een sterkere onderhandelingspositie ten opzichte van Amerika. Dit is nadelig voor Amerika. Eindantwoord d)Doordat de Europese landen zich verenigen in de EU, ontstaan overal dezelfde voorwaarden en afspraken ten aanzien van de internationale handel. Dit is voordelig voor Amerika, omdat dit eenvoudiger handelen is dan wanneer elk land zijn eigen handelswetten en regels zou hanteren. Je zou ook kunnen verwijzen naar de euro, al gaat het dan meer over de EMU dan over de EU. Doordat alle Europese landen dezelfde valuta hanteren dalen de valutakosten en het valutarisico voor Amerika. Doordat afspraken met de EU gelden voor meerdere landen, heeft Amerika direct een groot afzetgebied voor Amerikaanse producten wanneer een handelsovereenkomst wordt bereikt met de EU. Eindantwoord e)Door de hogere importtarieven van Trump worden Europese producten in de VS duurder. De vraag naar Europese producten vanuit de VS zal dalen. De export vanuit de EU naar de VS daalt. Productie in de EU daalt. Werkgelegenheid in de EU daalt. Inkomen in de EU daalt. Eindantwoord a)Wanneer de koers van de euro daalt ten opzichte van de dollar, worden buitenlandse producten duurder voor Europa. Er moeten nu meer euro’s betaald worden voor hetzelfde bedrag in dollars. Ook buitenlandse grond- en hulpstoffen die worden gebruikt in de productie van Europese producten worden duurder, waardoor de productiekosten stijgen. Hierdoor stijgen ook consumentenprijzen van Europese producten. De inflatie stijgt. Eindantwoord b)Europese producten worden goedkoper voor buitenlandse partijen. Zij hoeven minder dollars te betalen voor hetzelfde bedrag in euro. Hierdoor stijgt de vraag naar Europese producten.De export stijgt. De productie stijgt.Werkgelegenheid stijgt. Inkomen stijgt. Eindantwoord c)Een procentuele verandering berekenen we altijd met de formule:(nieuw – oud) / oud x 100%Nieuwe koers = 1,0314 dollarOude koers = 1,12 dollar(1,0314 – 1,12) / 1,12 x 100% = - 7,91%Dit is een daling van bijna 8% Eindantwoord a)bij (1) export bij (2) lopende rekening bij (3) uitgaven bij (4) lopende rekening bij (5) ontvangsten bij (6) kapitaalrekeningEindantwoord b)a) daalt Bij een tekort op de betalingsbalans is de import groter dan de export. Het aanbod van florin (AWG) is groter dan de vraag naar florin.De koers zal dus dalenb) kopen Doordat de CBA Florins gaat inkopen op de valutamarkt stijgt de vraag naar de florin (AWG). Zo wordt de koersdaling van de florin (AWG) beperkt. c) daaltDe deviezenvoorraad betreft de voorraad vreemde valuta. Deze zal dalen, doordat met deze vreemde valuta Florins worden ingekocht. Eindantwoord c)Door het tekort op de betalingsbalans is het aanbod van AWG’s groter dan de vraag. Bij een flexibele wisselkoers zou de waarde van de AWG dalen (ten opzichte van de US$) zodat importen duurder worden voor Aruba. Door de vaste wisselkoers ten opzichte van de US$ is van een dergelijke geïmporteerde inflatie geen sprake.Eindantwoord d)Door het tekort op de betalingsbalans is het aanbod van AWG’s groter dan de vraag. Bij een flexibele wisselkoers zou de waarde van de AWG dalen (ten opzichte van de US$) waardoor Aruba goedkoper wordt voor Amerikaanse toeristen. Door de vaste wisselkoers ten opzichte van de US$ zijn de Amerikaanse toeristen niet goedkoper uit.Eindantwoord e)bbp = $ 24.430 x 111.000 = $ 2.711.730.000 $ 2.711.730.000 x 1,79 = 4.853.996.700 AWG overheidsschuld = 4.853.996.700 x 0,67 = 3.252.177.789 AWG Eindantwoord a)Afhankelijk van het consumentenvertrouwen stellen huishoudens hun consumptie bij.Als gevolg hiervan kan de effectieve vraag (conjunctuur) veranderen.Consumenten gaan bijvoorbeeld meer/minder sparen en zo meer/minder besteden. Eindantwoord b)In het geval van een neergaande conjunctuur neemt de werkloosheid toe, waardoor bij mensen inkomen wegvalt. Werkloosheidsuitkeringen vangen deze inkomensterugval (gedeeltelijk) op, waardoor de bestedingen minder sterk zullen afnemen.Let op dat je niet mag zeggen dat bestedingen zullen stijgen!Eindantwoord c)Oplopende binnenlandse inflatie kan leiden tot verslechtering van de internationale concurrentiepositie, met als gevolg een afname van de export / toename van de import, wat leidt tot een verslechtering van het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans.Eindantwoord d)bij (1) uitgaven bij (2) lopende rekening bij (3) risico-avers gedrag bij (4) reële bij (5) daaltEindantwoord e)Beleggers zullen hun geld van Indiase (spaar)rekeningen halen en op spaarrekeningen in de VS zetten. De vraag naar dollars stijgt (Indiase roepies worden omgezet in Amerikaanse dollars) wat leidt tot een hogere wisselkoers van de dollar ten opzichte van de roepie. Uit de VS geïmporteerd goud en gouden sieraden, geprijsd in roepies, worden hierdoor voor Indiase burgers duurder.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.