Think 1 2nd edition (A2) - Unit 9 en 10 - Wild and wonderful & Out and about oefentoetsen & antwoorden

EABDC Concert hallPost officeBus stationSports centreFootball stadium Speed cameraCycle laneLitter binZebra crossingGraffiti wall His car is so much cooler than mine. - ComparativeThis must be the fastest someone has ever run a mile! - SuperlativeWould you like the larger half? - ComparativeWe should have an easier time doing it together. - ComparativeI prefer my tea to be a little more bitter. - ComparativeThis is the most annoying you have ever been! - SuperlativeToelichting:Comparatives en superlatives zijn wat we in het Nederlands de ‘trappen van vergelijking’ noemen.Wanneer je twee zaken wil vergelijken kan je een bijvoeglijk naamwoord (adjective) of bijwoord (adverb) nemen en deze vergelijkend maken.Denk maar aan het Nederlands: Je kan zeggen dat iets mooi is, maar ook dat het ene mooier is dan het andere.Het voorbeeld hierboven is een comparative. Als je zegt dat iets het mooist is, noemen we dat een superlative.Als je van een bijwoord/bijvoeglijk naamwoord een comparative of superlative wil maken moet je iets toevoegen:Bij korte woorden (meestal 1 lettergreep) voeg je -er en -est toe.Cool - Cooler - CoolestSmall - Smaller - SmallestBij langere woorden (2 of meer lettergrepen) voeg je more en most toe:Important - More important - Most importantQuickly - More quickly - most quicklyLet op dat er best een aantal uitzonderingen zijn, vooral als het aankomt op spelling. Zo verander je een Y in en I op het einde van woorden (easy - easier - easiest) en verdubbel je de laatste medeklinker als er een klinker voorstaat (big - bigger - biggest). Kijk voor al deze uitzonderingen nog even goed in je boek! CanCan’tCanCanCan’t Toelichting:Can en can’t zijn hulpwerkwoorden (modals) die aangeven of iemand ergens het vermogen toe heeft, of iemand iets kan.Can gebruik je in combinatie met alle onderwerpen en hoef je ook niet te vervoegen. Het geeft aan dat iemand iets kan.Voor can’t geldt in principe hetzelfde, maar dan om aan te geven dat iemand iets niet kan. Je gebruikt can’t meestal niet in vraagzinnen. ‘m/am not going to spendAre going to callIs going to help‘m/am not going to be lateAre going to learnToelichting:To be going to kan worden gebruikt om te praten over intenties voor in de toekomst.Je gebruikt hiervoor altijd de volgende vorm:Juiste vorm van to be + going to + het hele werkwoordBijvoorbeeld:I am going to see Hamilton this weekend.My parents are going to decide about dinner later.Are you going to leave already?James is not going to help us tonight. Are visitingIs meetingIs cleaningAre buyingIs helpingAm performingToelichting:De present continuous kennen we al als tegenwoordige tijd, maar je kan hem ook als toekomende tijd gebruiken.De present continuous gebruik je bij duidelijke en concrete afspraken. Gebruik de juiste vorm van to be + het werkwoord + ing: I am meeting him this afternoon. Loudly, angryHard, nervousQuickly, hungryBad, carelesslySlowly, enthusiasticToelichting:Bij bijvoeglijke naamwoorden (adjectives) en bijwoorden (adverbs) is eigenlijk maar 1 regel belangrijk. Zegt het woord iets over een zelfstandig naamwoord? Dan is het een adjective (The ugly fox.). Zegt het iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, ander bijwoord of over een hele zin? Dan gebruik je een bijwoord (The very boring lesson. Finally, it was over.) Dat betekent dus dat je altijd een adverb gebruikt, behalve als het gaat over een zelfstandig naamwoord. De basisregel over hoe adjectives er uit zien en hoe je er adverbs van maakt, is ook niet zo moeilijk: Om van een adjective een adverb te maken voeg je -ly toe (beautiful - beautifully, slow - slowly).Kijk dus altijd goed waar het woord iets over zegt en verander dan eventueel de vorm naar wat er nodig is! Tastier / more tastyMost dramaticMore boringFurthest / farthestEasiestLouderBetter Toelichting:Comparatives en superlatives zijn wat we in het Nederlands de ‘trappen van vergelijking’ noemen.Wanneer je twee zaken wil vergelijken kan je een bijvoeglijk naamwoord (adjective) of bijwoord (adverb) nemen en deze vergelijkend maken.Denk maar aan het Nederlands: Je kan zeggen dat iets mooi is, maar ook dat het ene mooier is dan het andere.Het voorbeeld hierboven is een comparative. Als je zegt dat iets het mooist is, noemen we dat een superlative.Als je van een bijwoord/bijvoeglijk naamwoord een comparative of superlative wil maken moet je iets toevoegen:Bij korte woorden (meestal 1 lettergreep) voeg je -er en -est toe.Cool - Cooler - CoolestSmall - Smaller - SmallestBij langere woorden (2 of meer lettergrepen) voeg je more en most toe:Important - More important - Most importantQuickly - More quickly - most quicklyLet op dat er best een aantal uitzonderingen zijn, vooral als het aankomt op spelling. Zo verander je een Y in en I op het einde van woorden (easy - easier - easiest) en verdubbel je de laatste medeklinker als er een klinker voorstaat (big - bigger - biggest). Kijk voor al deze uitzonderingen nog even goed in je boek! Hieronder staat een voorbeeldantwoord. Subject: Inquiry About a Trip to TokyoDear Sir/Madam,My name is Alex Johnson, and I am planning a trip to Tokyo next summer. I am very excited about visiting this city, but since it will be my first time in Japan, I would love some advice on what to see and do.Could you please recommend the most important highlights that I shouldn’t miss? I am particularly interested in cultural sites, modern attractions, and local food experiences. Additionally, do you offer assistance in booking guided tours or other activities?I would also appreciate some information about your prices and any special packages you may have. Looking forward to your response.Best regards,Alex Johnson109 wordsTips:Kijk goed na of je voldoende woorden hebt gebruikt.Vraag een beoordelingsformulier van je docent zodat je een goed beeld hebt van hoe de schrijfopdracht wordt beoordeeld.Het is lastig om je eigen tekst na te kijken. Vraag daarom aan je (bijles-)docent of die je brief voor je wil nakijken.Let op: schrijf I (ik) altijd met een hoofdletter; hetzelfde geldt voor maanden van het jaar en dagen van de week, maar niet voor seizoenenLet goed op het volgende in het voorbeeld:Het omvat alle punten van de opdracht (en hou je strikt aan de opdracht)Vermijd ‘contractions’ zoals: it’s, I’m , I’ve, can’t, you’ll enz.Het gebruik van nette en formele taalEen vriendelijke toonCorrecte lay-out en alinea’s