Nieuw Nederlands 7e ed/FLEX - Hoofdstuk 4 - Taal oefentoetsen & antwoorden

Het Standaardnederlands is het Nederlands dat algemeen bruikbaar is in het alle belangrijke sectoren van het openbare leven, zoals het bedrijfsleven, de rechtspraak, het onderwijs en de media. Deze taal wordt gezien als de norm. Een dialect is een taal die in een bepaalde regio gesproken wordt en die lijkt op de standaardtaal. In de negentiende eeuw ontstond de behoefte aan een bovengewestelijke variant als algemene voertaal. Hiervoor spraken mensen namelijk hun eigen streektaal, de schrijftaal was vaak nogal plechtig. Allereerst werd er voor het ‘beschaafde’ taalgebruik van de Hollandse steden gekozen, met de naam Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN). Omdat die term de indruk zou kunnen wekken dat mensen die andere varianten van het Nederlands spreken niet beschaafd zouden zijn, is die benaming in de jaren zeventig van de twintigste eeuw vervangen door Standaardnederlands. Bij een eufemisme wordt iets mooier, vriendelijker of minder onaangenaam voorgesteld dan het in werkelijkheid is. Bij een litotes wordt de nadruk gelegd op iets door het tegenovergestelde te ontkennen. Ironie is een milde vorm van spot. Je zegt dan vaal het tegenovergestelde van wat je bedoelt.Ironie is milde spot; sarcasme is spot met als doel iemand belachelijk maken of kwetsen.  Etymologie is de wetenschap die de herkomst en betekenis van woorden bestudeert. Een woord wordt teruggevolgd in de tijd om de oudste vorm en de oudste betekenis ervan te achterhalen, en te ontdekken op welke manier het zich heeft ontwikkeld tot het woord dat we nu kennen. Als een woord qua vorm en betekenis zoveel overeenkomsten heeft met een woord in een andere taal dat er geen sprake meer kan zijn van toeval, spreken we over een etymologische verwantschap. Dat is een ouderwets woord dat niet meer algemeen gebruikt wordt. Met behulp van lichaamstaal en vormen van non-verbale communicatie, zoals geluiden en geurstoffen.  Twee van de volgende verschillen. Mensen kunnen:- hun stembanden, tong, mond- en neusholte gebruiken om mee te praten,- praten over het verleden en de toekomst (dieren alleen over het hier en nu),- praten over dingen die er niet zijn en liegen (dieren alleen de waarheid)- een onbeperkt aantal zinnen produceren met een beperkt aantal woorden en daarmee dingen zeggen en begrijpen die niet eerder gezegd zijn.- de vorm en de betekenis van een woord volledig los van elkaar gebruiken (arbitrair)- snel nieuwe kennis toevoegen en zo een taal leren (dieren worden ermee geboren) a. Bij metonymie wordt het object (iets uit de werkelijkheid) vervangen door een beeld dat een opvallende eigenschap of kenmerk van dat object benoemt. b. Als in beeldspraak twee waarnemingen van verschillende zintuigen gecombineerd worden.  Thematische uitdrukkingen.  Een achilleshiel, de doos van Pandora, het zwaard van Damocles, oedipuscomplex, pyrrusoverwinning, tantaluskwelling etc. (zie blz. 103 voor meer voorbeelden) Fonetiek.Als je een vreemde taal goed wilt leren spreken, is het belangrijk om te weten welke verschillende klanken die taal heeft. Een foneem is een betekenisonderscheidende spraakklank in een taal. bedgraageerst actie voerenhet onderspit delven op de hoogte brengen in de wacht slepenhet hazenpad kiezen metonymia: met de twintig paar schoenen worden 20 paar kinderen/mensen bedoeld. eufemisme: een flinke bovenkant is een vriendelijke manier van zeggen dat de vrouw grote borsten heeft. synesthesie: stekelige (gevoelswaarneming) liedjes (geluidswaarneming)ironie: milde spot: een 3 voor een proefwerk is natuurlijk niet goed. metonymia: de inhoud van het bekertje (water o.i.d.) werd gedronken, niet het bekertje zelf. sarcasme: spot: niemand vindt het leuk om gepest te worden.  een goed begin is het halve werk. een rijksdaalder is een muntstuk uit het guldentijdperk. Het was een munt die 2.5 gulden waard was.  leiden betekent het voortouw nemen: ik leid de weg. lijden betekent ondergaan: ik lijd pijnbeide woorden worden op dezelfde manier fonetisch gespeld.