Op Niveau 3e ed LRN-line deel A+B - Hoofdstuk 4 - Taalverzorging 2 oefentoetsen & antwoorden

Het juiste antwoord is B. De ik-vormToelichting:A. Klopt niet.  C. klopt niet. De ik-vorm +t gebruik je om een werkwoord in de goede vorm te zetten bij hij/zij/het/u.  Het juiste antwoord is: B. Wat of wie bij het werkwoord hoort en of het werkwoord in de verleden tijd of tegenwoordige tijd staat. Je gebruikt informele taal bij vrienden en familie en formele taal bij mensen die je niet kent of bij volwassenen.  Je kiest woorden in jouw tekst die je publiek snapt. Leg moeilijke woorden eventueel uit. Maak een tekst met korte en soms wat langere zinnen. Wanneer je teveel lange zinnen gebruikt, kan de lezer je tekst minder goed begrijpen of stoppen met lezen. Stopwoorden kunnen wat je wil zeggen versterken of verzachten. Maar stopwoorden kunnen je boodschap ook onduidelijker maken. Ze kunnen er dus voor zorgen dat wat je wil zeggen niet goed overkomt.  Vaktaal → mensen met hetzelfde beroep gebruiken woorden die speciaal bij dit beroep horen (vakjargon).Sporttaal → woorden die mensen gebruiken wanneer ze over een bepaalde sport praten.Jongerentaal  → veel nieuwe woorden die jongeren gebruiken wanneer ze met elkaar praten.  heb = persoonsvormloopt = persoonsvormkijken = heel werkwoordgehuild = voltooid deelwoordmaakt = persoonsvormlegde = persoonsvorm (verleden tijd)afruimen = heel werkwoordgefietst = voltooid deelwoord afgemaaktbezocht gemaakt gewordenopgestaan In de pauze eten wij een boterham. Mijn vriendin loopt naar de kantine.De docenten spelen een spel met ons. Wij rennen naar buiten als de bel gaat. Ik haal snel onze tassen.  Jongerentaal verandert heel snel en zit vol met afkortingen. Niet iedereen kent deze afkortingen en kan deze snelle verandering bijhouden. Op school gebruiken we hele en correcte Nederlandse zinnen, zodat iedereen elkaar goed begrijpt.   zijn aan het spelenproberen te makenis aan het lerenproberen uit te leggenzijn aan het pratenis aan het slapenzijn te maken a. ik zing → hele ww -enb. ik verf → v verandert in fc. ik praatd. ik loope. ik klap → ik-vorm eindigt niet op dubbele medeklinkerf. ik lees → z verandert in een sg. ik rijd → hele ww -en slapenetendansen wordenikslaapeetdansword…. jij? slaapeetdanswordhij/zij/hetslaapteetdanstwordtVoltooid deelwoordgeslapengegetengedanstgeworden Het juiste antwoord is: A. Manier b is informele taal om te gebruiken bij vrienden en bekenden. Toelichting:Je gebruikt manier a om op een formele manier aan een onbekende of volwassene de weg te vragen. Manier b kan je gebruiken om op een informele manier de weg te vragen aan een vriend of bekende.  De dokter kan een recept voorschrijven waarmee je medicijnen op kunt halen bij de apotheek. Een kok volgt een recept om een maaltijd mee te koken. Een wortel kan een ingrediënt zijn voor een kok of een verkoopproduct voor een boer of een verkoper in de groentewinkel/supermarkt, maar ook gebruikt worden voor worteltrekken in de wiskundeles  √. In een restaurant kan je van een bord eten. In het verkeerd worden ook borden gebruikt.Je kunt werken bij een bank, bijvoorbeeld de Rabobank. Maar je kunt in een meubelzaak ook banken kopen om op te zitten.