Talent MAX deel A + B - Hoofdstuk Onderdeel Grammatica woordsoorten - 1.8 t/m 5.8 oefentoetsen & antwoorden

bijvoeglijk naamwoord.Je kan bijvoeglijk naamwoord zowel in de verbogen als de onverbogen vorm schrijven. lidwoord.Een lidwoord hoort altijd vóór het zelfstandige naamwoord of bijvoeglijk naamwoord te staan. bijvoeglijk naamwoord.Er zijn ook stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden. Dat zijn bijvoeglijke naamwoorden die bij materialen en stoffen horen.plastic, nylon, wol.  zelfstandige naamwoorden.  Eigennamen en merken zijn ook zelfstandige naamwoorden.bepaald lidwoord. Het bepaalde lidwoord het hoort bij o.a. ‘huis’, ‘gebouw’, ‘ijzer’, ‘konijntje’.  Twee lidwoorden: de en het. Een is hier géén lidwoord maar een telwoord. Het bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor het zelfstandig naamwoord. Het mooie meisje.Het bijvoeglijk naamwoord kan ook achter het zelfstandig naamwoord staan. De bloemen zijn mooi.Het bijvoeglijk naamwoord kan ook zelfstandig voorkomen, achter een lidwoord. Ik vind de rode leuk! Het bijvoeglijk naamwoord heeft trappen van vergelijking. Groen, groener, groenst.Het bijvoeglijk naamwoord kan ook van een werkwoord afgeleid zijn. De fluitende man. De vliegende vogel. Er kunnen meer bijvoeglijke naamwoorden achter elkaar staan.De leuke, lieve, intelligente leerling.  De volgende werkwoorden kunnen hulpwerkwoorden zijn: hebben, zijn, worden, zullen, kunnen, mogen, moeten, willen, gaan en laten.  a. hetb. jou d. u Een voorzetsel geeft aan waar of wanneer iets is. Voorbeeld: De auto staat voor de garage. Voor is het voorzetsel en geeft in deze zin aan waar de auto staat, namelijk voor de garage (geparkeerd). Voorbeeld: De auto gaat voor de meivakantie nog naar de werkplaats. Voor is het voorzetsel en geeft in deze zin aan wanneer (een tijd) de auto naar de werkplaats gaat, namelijk voor de meivakantie.  Omdat de werkwoorden die je als hulpwerkwoord gebruikt, ook een zelfstandig werkwoord kunnen zijn. Voorbeeld: Ik word morgen 15 jaar. Hier is word het enige werkwoord in de zin, daarmee is het in deze zin dus een zelfstandig werkwoord en geen hulpwerkwoord.  Zelfstandige werkwoorden kunnen ‘zelfstandig’ in een zin staan en ze kunnen niet worden weggelaten. Bijv.: Ronald schrijft een brief.Schrijven is hier het zelfstandige werkwoord.Als er meer dan één werkwoord in de zin staat is er maar één het zelfstandige werkwoord. Bijv.: Ronald zou een brief schrijven. Zou is persoonsvorm en hulpwerkwoord. Schrijven is het zelfstandige werkwoord. Jou is een persoonlijk voornaamwoord (en wordt in de tweede persoon enkelvoud gebruikt).Voorbeeld: die bloemen zijn voor jou.Jouw is een bezittelijk voornaamwoord en geeft aan wie de bezitter is. Een bezittelijk voornaamwoord staat direct voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Voorbeeld: dat zijn jouw bloemen Hun advocaat liet hen twee uur lang voor het gerechtsgebouw wachten.Hun = bezittelijk vnwHen =  persoonlijk vnwVolgende week vertel ik hem graag hoe het is afgelopen.ik = persoonlijk vnwhem = persoonlijk vnwhet = persoonlijk vnwHet zal lastig zijn haar snel haar gedicht te laten afronden, aangezien zij nu geen tijd meer heeft.Het = persoonlijk vnwhaar = persoonlijk vnwhaar = bezittelijk vnwzij = persoonlijk vnwWeet jij wie mijn schoenen zo mooi schoenen gepoetst heeft?jij = persoonlijk vnwmijn = bezittelijk vnwLet op: Bij zin b en c is het géén lidwoord omdat er geen zelfstandig naamwoord achter staat. Wel is het een persoonlijk voornaamwoord omdat het hier betrekking heeft op hetgeen/ het ding dat is afgelopen. word → wordenterroriseerde → terroriserenzijn → zijnheeft → hebben – verdiend → verdienen  bijvoeglijke naamwoord: boos.zelfstandige naamwoorden: Tim, leerling, pardon, drafje, huis. bijvoeglijke naamwoord: hard.stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: leren.zelfstandige naamwoorden: Joost, tijd, stoel.bijvoeglijke naamwoorden: mooie, roze, zachte.zelfstandige naamwoord: Flamingo’s, waadvogels, kleur, vacht.bijvoeglijke naamwoorden: boven, leuk.zelfstandige naamwoorden: krant.bijvoeglijke naamwoorden: slecht.stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden: plastic, fluwelen.zelfstandige naamwoorden: stoel. je = psvde = lwoverblijfselen = znstenen = bzvbekijken = zwwwat = vrvgezochte = bnuit = vzverstopt = zwwhebben = hwwzijn = bzvbistro = znis = zwween = olwklanten = zn Mijn lieve kat lag gisteren nog op die stoel, maar nu ben ik hem kwijt. Mijn: bvzlieve: bnOp: vzHem: psv voorwerpsvormDie moderne laptop is zo gewild dat hij nu al niet meer te koop is. Moderne: bnHij: psv onderwerpsvormHeb je zijn vaste telefoon ook geprobeerd of doet die het ook niet? Je: psv onderwerpsvormZijn: bvzVaste: bnDe soep die ik gisteren in dat populaire restaurant gegeten heb was veel te zout.Ik: psv onderwerpsvormin: vzpopulaire: bnzout: bn Ik snap niet dat zulke tassen zo populair zijn, ze zijn zo duur. Zulke staat voor het zelfstandig naamwoord tassen. Tassen is een meervoud en hier wordt specifiek een soort tassen bedoeld. Vandaar dat we hier zulke gebruiken.  Deze en die verwijzen naar de- woorden of een meervoud; Deze verwijst naar de- woorden die dichtbij zijn;Die verwijst naar de- woorden die verder weg zijn. Niemand had deze uitslag verwacht voor ze begonnen aan de wedstrijd. Deze staat voor het zelfstandig naamwoord uitslag. Uitslag is een de- woord en het gaat om de uitslag die net gebeurd is (dus dichtbij), vandaar dat we hier deze gebruiken.   Waarom pas je die rode jurk op dat rek niet? Die staat voor het zelfstandig naamwoord jurk. Jurk is een de- woord en het gaat om de jurk die daar op het rek hangt (dus verder weg), vandaar dat we hier die gebruiken.   Die kleur staat je veel beter! Die staat voor het zelfstandig naamwoord kleur. Kleur is een de- woord en het gaat om de kleur van de jurk die daar op het rek hangt (dus verder weg), vandaar dat we hier die gebruiken.     Toelichting:Het aanwijzend voornaamwoord wijst dingen aan en staat direct voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Voorbeelden zijn: die, dat, deze, dit, zo’n, zulke, zulken. Zulke verwijst naar zelfstandig naamwoorden in het meervoud die dichtbij zijn en geeft specifiek een soort of categorie aan. Bijvoorbeeld: zulke leren schoenen zijn mij veel te netjes;Die verwijst ook naar zelfstandig naamwoorden in het meervoud maar die verder weg zijn.