Pincode 7e ed/FLEX
- Hoofdstuk 9 - Welvaart en Welzijn
oefentoetsen & antwoorden
7e editie
Klas 2-3|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: welvaart in enge zin vs. welvaart in brede zin, formele en informele sector, bbp per hoofd, armoede en schulden, externe effecten, ecologische voetafdruk, lineaire en circulaire economie.
Achter de opgave staat steeds tussen haakjes bij welke paragraaf deze hoort.
Toets Economie
Pincode 7e ed/FLEX
Online maken
Toets afdrukken
Totale waarde van de productie van bedrijven en de overheid in een land bij elkaar. Sector waarvan de productie wordt gemeten in het bbp. Arme landen worden geholpen met het opzetten van eigen productie en educatie, met als doel de welvaart in deze landen te vergroten. Het (gedeeltelijk) kwijtschelden van schulden. Een economie waarin afval minimaal is of zelfs niet meer ontstaat bij productie. Zwart werk, vrijwilligerswerk en mantelzorg. Langdurige armoede is armoede die langer dan vier jaar duurt. De uitstoot van CO2 terug te brengen naar 0 in (of vóór) 2050. De formele sector bestaat uit alle betaalde productie die / al het betaalde werk dat officieel geregistreerd wordt. De informele sector bestaat uit alle productie die / al het werk dat niet betaald is en/of niet geregistreerd wordt. Sarah wordt voor het oppassen wel betaald, maar het is maar de vraag of hier een officiële registratie van bekend is (bijvoorbeeld bij de Belastingdienst). Toelichting: Laat in je antwoord je kennis van beide begrippen uit de vraag terugkomen. Dat kan bijvoorbeeld door de begrippen eerst netjes uit te werken en dan de vraag te beantwoorden, zoals hierboven gedaan is. Het registreren van productie / werk gebeurt voornamelijk bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en/of de Belastingdienst. Over geregistreerd werk (= wit werk) moet namelijk belasting betaald worden. Bij onbetaald werk (bijv. vrijwilligerswerk) of ongeregistreerd werk (zwart werk) gebeurt dit niet. De welvaart in enge zin gaat om de welvaart in geld (BBP of koopkracht). Sarah helpt haar oma zonder er geld voor te krijgen. Bij welvaart in brede zin gaat het naast geld ook nog om andere zaken die men belangrijk vindt. Als Sarah, haar oma en/of haar buurtgenoten gelukkig worden van een mooie tuin / van elkaar helpen, dan verhoogt dat de welvaart in brede zin. Mogelijke antwoorden zijn: Ongezonde voedselkeuzes kunnen leiden tot een slechtere gezondheid van Fay en/of haar kinderen, en daardoor hogere kosten/lasten voor dokter/ziekenhuisbezoek in de toekomst.Ongezonde voedselkeuzes kunnen leiden tot een slechtere gezondheid van Fay, waardoor ze zich vaker moet afmelden voor werk en daardoor lagere inkomsten heeft in de toekomst. Toelichting: Let erop dat de vraagstelling draait om het verergeren van geldzorgen in de toekomst. Je antwoord moet dus ingaan op het groter maken van het probleem: inkomsten worden nog lager of uitgaven/lasten/kosten worden nog hoger. Daarnaast is een antwoord dat ingaat op het heden onjuist, bijvoorbeeld “fastfood is duur en dus heeft Fay nog hogere uitgaven”. Mogelijke antwoorden zijn: Als je een boodschappenlijstje maakt, denk je vooraf beter na over producten die je echt nodig hebt en geef je dus niet onnodig geld uit.Als je in de winkel een boodschappenlijstje bij je hebt, is het gemakkelijker om alleen die producten te kopen die op het lijstje staan en niet onnodig nog andere producten uit de schappen te pakken. Als consumenten het betaalde statiegeld terug willen krijgen, dan zullen zij het plastic flesje terug moeten inleveren in plaats van bij het niet gerecycled afval te gooien. Stroom A zal dan toenemen (en door meer recycling, kan stroom C dan ook toenemen), wat de economie meer circulair maakt. Toelichting: Als je volgens de vraagstelling een figuur of bron moet gebruiken, laat dan ook in je antwoord zien wat je uit de bron gebruikt. Probeer dus de termen uit de bron te gebruiken, zoals ‘niet gerecycled afval’ in plaats van alleen ‘afval’ te noteren. Mogelijke antwoorden zijn: Door het statiegeld worden de plastic flesjes vaker ingeleverd in plaats van zomaar weggegooid. Hierdoor ontstaat er minder milieuvervuiling en dus minder nadelige gevolgen voor anderen.Door het statiegeld worden producten uit plastic flesjes duurder, worden er minder flesjes gekocht en daarmee zijn er minder nadelige gevolgen voor anderen (zoals milieuvervuiling).Consumenten die de plastic flesjes toch weggooien betalen uiteindelijk een hogere prijs dan consumenten die de flesjes inleveren. De nadelige gevolgen voor anderen (zoals milieuvervuiling) worden zo bij de veroorzaker in de prijs van het product verwerkt, waardoor de negatieve effecten intern worden gemaakt. Toelichting:Het begrip ‘negatieve externe effecten’ heeft een definitieve met meerdere kernelementen. Het zijn negatieve gevolgen van productie of consumptie van een product (hier: plastic flesjes) voor de welvaart van anderen die niet in de prijs van het product zijn verwerkt. Het is daarom belangrijk dat je in je antwoord op die elementen ingaat. Dat kan hier door te beargumenteren dat de negatieve gevolgen voor anderen minder worden, óf door te beargumenteren dat deze negatieve gevolgen nu wel in de prijs zitten. Het groen bbp meet het bbp plus de waarde van verbeteringen aan het milieu, verminderd met de schade aan het milieu. In een circulaire economie kan het bbp hoog zijn/blijven, terwijl er minder milieuvervuiling en dus minder schade aan het milieu / meer verbetering aan het milieu is. Toelichting: Laat in je antwoord zien dat je weet wat het groen bbp inhoudt. Let hierbij op dat het ‘gewone’ bbp ook onderdeel is van het groene bbp! Als overstappen naar een circulaire economie zou leiden tot bijvoorbeeld €100 miljard minder milieuschade, maar ook een daling van het ‘gewone’ bbp van €200 miljard, dan zal het groen bbp dus alsnog dalen. Om het groen bbp te laten stijgen, moet de milieuschade dus afnemen, terwijl het ‘gewone’ bbp niet / minder afneemt. Een pijl die begint bij consument en loopt naar de producent, die aangeeft dat de consument het product teruggeeft aan de producent (in plaats van als niet gerecycled afval aanmerkt). € 1.828 miljard / 1.264 miljoen = € 1.446,20 per persoon€ 2.651 miljard / 1.342 miljoen = € 1.975,41 per persoon Dat is een stijging van (1.975,41 - 1.446,20) / 1.446,20 x 100% = 36,6% Toelichting: Rekentip! Als gegevens in miljoenen of miljarden zijn, is het vaak niet nodig om al deze nullen uit te schrijven of in een rekenmachine te typen. Dit kost vaak onnodig tijd en er kunnen fouten insluipen. Noteer het op papier zoals hierboven (of kort miljard af tot ‘mld’ en miljoen tot ‘mln’), in plaats van alle nullen erachter te schrijven. Bedenk dat een miljard 9 nullen heeft een miljoen 6 nullen, dus je kunt 6 nullen tegen elkaar wegstrepen. Wat overblijft op je rekenmachine is ‘1828 met nog 3 nullen’ gedeeld door 1264, dus 1828000 / 1264. De stijging van het groene bbp is kleiner dan de stijging van het bbp. Het groene bbp = het bbp + de waarde van verbeteringen aan het milieu - de waarde van schade aan het milieu. De toename van CO2-uitstoot zorgt voor (extra) schade aan het milieu, waardoor het groene bbp wordt verlaagd. Totaal aantal huishoudens: 250 + 180 + 120 + 95 = 645Huishoudens onder armoedegrens: 45 + 25 + 18 + 12 = 100Dat is dus 100 ÷ 645 × 100% = 15,5% van het totaal aantal huishoudens. Armoedegrens = 60% van het mediaan besteedbaar inkomen. Armoedegrens = €2.400 x 0,60 = €1.440. Jan heeft een besteedbaar inkomen van €1.400 en leeft dus onder de armoedegrens (waardoor hij recht heeft op schuldhulpverlening). Jan betaalt in totaal 36 x €150 + 24 x €180 = €9.720. Zijn totale schulden zijn €32.000, dus dat betekent dat een deel van de schulden is kwijtgescholden. Toelichting: Merk het verschil op in vraagstelling tussen vraag b en c: Bij vraag b moet je ‘aantonen met behulp van een berekening’. Dat vraagt om een berekening en vervolgens een cijfermatige conclusie op basis van de gegevens: “€1.400 < €1.440, dus …”. Bij vraag c moet je ‘uitleggen met behulp van een berekening’. Dat vraagt om een berekening en vervolgens de uitleg van een begrip. Hierbij is het ‘extra’ nodig om ook je kennis van het bevraagde begrip in je antwoord te verwerken: schuldsanering is het (gedeeltelijk) kwijtschelden van schulden. (€95.000 - €25.000) + €180.000 = €250.000. Toelichting: Externe effecten zijn bijeffecten van productie op anderen die niet in de prijs zijn opgenomen. Van de totale milieuschade van €95.000 is €25.000 al wel betaald en opgenomen in de prijs van een T-shirt, dus de overige €70.000 is niet in de prijs opgenomen (extern). Ook de €180.000 aan gezondheidsschade is extern. De huidige prijs per T-shirt = €1,2 miljoen / 50.000 = €24 De externe kosten per T-shirt zijn €250.000 / 50.000 = €5. De nieuwe prijs van een shirt wordt dan €29. Dat is een stijging van (29 - 24) / 24 x 100% = 20,8% Ecologische voetafdruk per dag = 3,65 / 365 = 0,01 mondiale hectare. De beschikbare biocapaciteit van 0,9 hectare is dan opgebruikt na 0,9 / 0,01 = 90 dagen. Dag 91 van het jaar is dan Overshoot Day. Toelichting: De ecologische voetafdruk geeft het ‘verbruik’ van de aarde aan in een jaar. Dit is dus om te zetten naar een ‘verbruik’ per dag. De biocapaciteit geeft aan hoeveel aarde er in een jaar ‘te gebruiken’ is. Als dit op is, is Overshoot Day bereikt. (0,9 - 3,6) / 3,6 x 100% = -75%. De ecologische voetafdruk moet dus met 75% worden teruggedrongen om Overshoot Day te voorkomen. Toelichting: Overshoot Day wordt voorkomen als de ecologische voetafdruk in een jaar kleiner is dan of gelijk is aan de biocapaciteit. De ecologische voetafdruk moet dus teruggebracht worden van 3,6 naar 0,9 mondiale hectare. In Rusland is de biocapaciteit (per inwoner) veel hoger dan in Nederland, waardoor Russen er (ondanks hun grotere ecologische voetafdruk) langer over doen alvorens deze biocapaciteit is opgebruikt.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.