Geschiedenis Werkplaats 3e ed - Hoofdstuk 5 - Monniken en ridders oefentoetsen & antwoorden

Hoge edelman, bestuurder van een hertogdom. Lage geestelijke die de leiding heeft over een groep gelovigen.Iemand die voor de eigenaar een domein beheert.Opvolger van Mohammed als politiek en geestelijk (godsdienstig) leider van de moslims.Islamitisch vorst. Jihadhofstelselerfelijkmiddeleeuwen of tijd van monniken en ridders. heidenLeertip!Achterin het hoofdstuk staan alle begrippen. Maak van de begrippen bijvoorbeeld flitskaarten om ze te oefenen. Werkwijze:Als je het lastig vindt om een chronologische vraag te maken. Probeer dan de eerste en laatste gebeurtenis alvast te noteren. Zo heb je dan maar een drietal gebeurtenissen te verdelen tussen de eerste en laatste. Dit geeft wat meer overzicht.De juiste volgorde is: C - D - A - BToelichting: C.  Begin van de islam (622)D.  Willibrord begint met de verspreiding van het christendom in Nederland. (690).A.  Begin van de Moorse verovering van Spanje (711) B.  Karel de Grote tot keizer gekroond. (800)Leertip! Achterin het hoofdstuk staan veel belangrijke gebeurtenissen op volgorde van tijd. Neem dit goed door! a. Het was bijzonder omdat er sinds de afzetting van de laatste West-Romeinse keizer in West-Europa geen keizer meer was. Karel de Grote werd gezien als de opvolger van de Romeinse keizers en het Frankische rijk als opvolger van het Romeinse Rijk. b. Bij het uiteenvallen van het West-Romeinse Rijk verdwenen er veel steden en de oude Romeinse wegen waren vervallen (en onveilig). Het rijk was enorm en door de lange afstanden was het moeilijk om politieke zaken te regelen. Daarom reisde Karel zelf rond en liet hij op verschillende plekken paleizen bouwen. Na Karel de Grote kwamen meerdere zwakke koningen en er ontstond verdeeldheid. Het rijk viel uiteen in twee rijken. Ook veranderde de verhouding tussen leenheren en leenmannen. Edelen gingen hun gebied steeds meer als bezit beschouwen en de macht werd erfelijk (het gebied ging na hun dood automatisch over op hun zonen). De hoge edelen stelden zelf ook leenmannen aan. Deze achterleenmannen gingen ook hun gebied zelfstandig besturen. Zo ontstond er politieke verdeeldheid met veel conflicten en zelf oorlogen tussen koningen, hoge edelen en lage edelen. a. De missionarissen probeerden eerst de vorsten te bekeren, die hun onderdanen daarna dwongen om christen te worden. b. De pastoor gaven elke zondag in de kerk een preek waarin ze zeiden hoe de mensen moesten leven en wat wel en niet mocht van de kerk. Ook konden alleen geestelijken lezen en schrijven en hadden daardoor vaak hoge posities. Het begrip zelfvoorzienend. In de tekst lees je dat vrijwel alles aanwezig is om te kunnen leven op de plek waar zij wonen en zij niet afhankelijk hoeven te zijn van anderen. Veel domeinen waren zelfvoorzienend in de (vroege) middeleeuwen. Geestelijken, edelen en boeren. (1e, 2e en 3e stand).  Eerste stand: 2 - 4 - 8Tweede stand: 5 - 6Derde stand: 1 - 3 - 7Toelichting:Alle drie de standen hadden elkaar nodig. De eerste stand zorgde namelijk voor de zielen van de tweede en derde stand, door bijvoorbeeld te bidden. De tweede stand zorgde ervoor dat de eerste en derde stand bescherming kregen. De derde stand zorgde voor voedsel voor de eerste en tweede stand. Zo hadden de drie standen elkaar allemaal nodig. Mohammed is voor de islam belangrijk omdat hij de profeet van God is. Een profeet is iemand die de boodschapper van God (Allah) aan de mensen verspreid. De Moren.De herovering van Spanje (en Portugal) van christenen op de Moren. Deze werd in 1492 voltooid in Granada. De feodale verhouding is niet gebaseerd op gelijkwaardigheid, omdat er in de bron sprake is van dwang/dreigement/opdracht van de koning ten aanzien van de leenman (de abt van het klooster St. Denis). Dit blijkt uit de woorden ‘wij bevelen u’, ‘U zult’, ‘u moet’ en ‘wij dragen u op’. In de laatste zin staat ook: ‘Zorg dat u niet nalatig bent als u in de toekomst nog begunstigd wil worden’. De koning kan dus zijn gunsten intrekken als de leenman zijn taak niet uitvoert.  Het begrip missionair past goed bij bron 4. Een missionaris is namelijk iemand met de opdracht om het christendom te verspreiden, dus mensen wil bekeren. In de bron staat namelijk ‘Bonifatius trekt in 754 naar Friesland om de Friezen te bekeren tot het christendom.’  Bron 1 past goed bij het begrip domein. Het begrip domein betekent gebied van edelman of klooster. Op de bron zie je mensen aan het werk op de akkers en daarachter het kasteel van de heer. Bron 4 kan niet gaan over de veroveringen onder de profeet Mohammed omdat je ziet dat onder andere Egypte en een groot deel van het huidige Spanje zijn veroverd. Die veroveringen werden gedaan nadat Mohammed gestorven was, door zijn opvolgers. De veroveringen onder Mohammed zijn donkerrood aangegeven op de kaart. Uit de bron blijkt de onderlinge verdeeldheid/het verraad bij de Visigoten, want de Visigoten bestrijden en bedriegen elkaar ook, waardoor de moslims snel overwinningen kunnen behalen. In de bron staat namelijk; de Visigoten waren alleen meegekomen uit jaloezie en om hem te bedriegen, omdat zij het koningschap zelf ook nastreefden.