Werkwijze:Vacatures horen bij de arbeidsmarkt.Bedrijven zoeken arbeiders zodat die kunnen werken en dat het bedrijf kan produceren.Nu kan het wel eens voorkomen dat een bedrijf nog een arbeider zoekt maar die (nog) niet gevonden heeft.Oftewel er is nog een werkplek die gevuld kan worden maar die is nog niet gevuld.Dat bedoelen we met de vacatures.Antwoord: Wanneer bedrijven nog op zoek zijn naar personeel maar die (nog) niet gevonden hebben dan spreek je van onvervulde vraag naar arbeid. Dit noemen we vacatures. Werkwijze:De arbeidsmarkt is de totale vraag en het totale aanbod van arbeid.De vraag naar arbeid komt van particuliere bedrijven en overheidsinstellingenHet aanbod van arbeid komt van werknemers en zelfstandigen.Nu kan het ook zijn dat er meer vraag of meer aanbod is.Wanneer je zegt dat iets krap is dan is er dus ergens “te weinig” van.Op de arbeidsmarkt bedoelen we dan een situatie dat er weinig aanbod is van arbeid (door werknemers) maar er veel vraag is naar arbeid (door bedrijven en de overheid)Oftewel de vragers hebben een krappe keuze uit het beschikbare aanbod.Antwoord: Je spreekt van een krappe arbeidsmarkt wanneer er minder aanbod van arbeid is dan vraag naar arbeid. Werkwijze:De totale bevolking van een land kun je indelen in drie groepen.Groep 1 (jonger dan 15 jaar) en groep 2 (75 jaar en ouder) werken in principe niet (meer).Groep 3, tussen de 15 en 75 jaar, zou in potentie kunnen werken.Dit noem je daarom de potentiële beroepsbevolking. Een deel van deze groep wil of kan niet werken. Zij vormen de niet-beroepsbevolking.Je kan dan bijvoorbeeld denken aan studenten of mensen die er bewust voor kiezen om huisman of huisvrouw te worden. Zij bieden zichzelf dus niet aan om te kunnen werken.De groep die overblijft noemen we de beroepsbevolking. Deze groep is beschikbaar voor werk en wil ook graag werken. Antwoord: De potentiële beroepsbevolking is iedereen in een land tussen de 15 en 75 jaar die in staat zou kunnen zijn om te werken. Hiervan is een deel dat ook daadwerkelijk werk of beschikbaar is en actief op zoek is naar werk noem je de beroepsbevolking. Werkwijze:Als willen uitleggen wat destructie van werkgelegenheid is moeten we even de context erbij geven waar dit begrip bij hoort.De arbeidsmarkt is dynamisch, oftewel continue aan het veranderen. Doordat er in allerlei werkvelden en beroepen veranderingen plaatsvinden kan het zijn dat er een baan verdwijnt. Denk bijvoorbeeld ook aan de e-mail. Hierdoor worden er minder brieven verstuurd en zijn er minder postbodes nodig. Zo zal de invloed van AI ook een grote rol gaan spelen voor beroepen.Wanneer er banen, en dus werkgelegenheid, zal verdwijnen noemen we dat destructie van werkgelegenheid. Antwoord: De destructie van werkgelegenheid is een uitstroom van werkplekken. Er verdwijnen werkplekken die er eerst nog wel waren door (bijvoorbeeld) innovatie. Werkwijze:Bedrijven moeten salaris betalen aan de werknemers, maar niet te veel.Een bedrijf wil natuurlijk winst maken, de werknemers willen het liefst zoveel mogelijk salaris.De loonruimte geeft aan met hoeveel procent het loon kan stijgen zonder dat het aandeel van het loon in de totale kosten van een bedrijf stijgen.Stel een werknemer werkt productiever. Hierdoor kan hij meer producten in dezelfde tijd maken. Hierdoor zou hij ook meer salaris kunnen krijgen.Stel dat een bedrijf de prijzen verhoogt. Hierdoor ontvangt het bedrijf meer geld, dan zou een deel hiervan ook naar het loon van de werknemers kunnen gaan.De loonruimte is dus de optelsom van de verandering van de arbeidsproductiviteit en de inflatie.Stel dat iemand 2% harder is gaan werken in dezelfde tijd en dat de prijzen met 1% gestegen zijn. Dan zou de werkgever in dit geval de werknemers 3% meer loon kunnen geven. Antwoord: De loonruimte is het totale percentage waarmee de lonen kunnen stijgen zonder dat het loonaandeel verandert. Werkwijze:Met vergrijzing bedoelen we dat de groep 67-plussers in verhouding groter wordt dan de jongere generatiesMet andere woorden het aantal ouderen stijgt procentueel harder dan het aantal jongere / werkende tussen de 15 en 67 jaarJe spreekt van een krappe arbeidsmarkt als er meer vraag naar personeel is dan aanbod.Oftewel de bedrijven zoeken personeel maar er zijn niet genoeg mensen die op zoek zijn en/of beschikbaar zijn voor werk.De groep mensen die mag stoppen met werken zorgen voor een daling van het aanbod van arbeidAls de vraag naar arbeid hetzelfde blijft, groeit of procentueel minder daalt dan de daling van het aanbod dan kunnen de bedrijven dus moeilijk aan personeel komen.En zo zorgt vergrijzing dus voor een krappe arbeidsmarkt. Antwoord: Als er sprake is van vergrijzing dan stijgt de groep 67-plusser procentueel harder dan de toename van de groep 15-67. Hierdoor daalt het aanbod van arbeid. Als de vraag naar arbeid niet verandert, stijgt of procentueel minder daalt dan kunnen de bedrijven moeilijker aan personeel komen. En dan spreek je van een krappe arbeidsmarkt. Werkwijze:Loonstijging lijkt vrij duidelijk; de mensen die werken krijgen meer loon per uur.Hierdoor kunnen mensen besluiten om hetzelfde aantal uur te blijven werken, dan verdienen ze elke maand meer geld.Hierdoor kunnen mensen ook besluiten om minder te gaan werken zodat ze hetzelfde verdienen maar meer vrij tijd hebben.De keuze die mensen maken hangt af van de behoefte. Mensen worden niet vanzelfsprekend meer welvarend als ze meer werken en meer verdienen. Opofferingskosten zijn de kosten / opbrengsten die je “mist” doordat je ergens voor kiest.Als iemand bijvoorbeeld de optie heeft om te werken als vakkenvuller ( 5 euro per uur) of als pizza bezorger (6 euro per uur) dan zal hij waarschijnlijk kiezen voor pizzabezorger omdat dat meer oplevert.Het beste alternatief dat hij had was werken als vakkenvuller. Door de keuze om te werken als pizzabezorger offert hij dus 5 euro per uur op. Daarentegen krijgt hij nu wel 6 euro per uur. Nu zijn beide begrippen uit de vraag duidelijk.Antwoord: Door een loonstijging ga je meer verdienen. Wanneer je er dan voor kiest om minder te gaan werken en dus kiest voor vrije tijd verlies je een grotere bedrag aan inkomen dan eerst. De opofferingskosten omdat je kiest voor meer vrije tijd stijgt dan. Werkwijze:Stel dat in een land de lonen stijgen. Hierdoor willen meer mensen die misschien eerst niet op zoek zijn naar aan baan nu wel bereid zijn om te gaan werken.Doordat meer mensen werken verdienen meer mensen geld en kunnen de bestedingen toenemen en dan moeten de bedrijven meer produceren.Als bedrijven meer produceren moeten ze meer personeel hebben.Hierdoor stijgt de vraag naar personeel en zouden de lonen weer kunnen stijgen.Een stijging van de lonen kan wederom voor mensen een reden zijn om zich wel te gaan aanbieden op de arbeidsmarkt.Bijvoorbeeld de mensen die eerst bij de niet-beroepsbevolking hoorde omdat ze het loon te laag vonden of omdat ze dachten geen kans op werk te vinden. De toename van het arbeidsaanbod als gevolg van een hoger loon en een groter kans op werk noemen we het aanzuigeffect.Hierdoor neemt dus het aanbod van arbeid toe wat de arbeidsmarkt beïnvloed. Antwoord: De toename van het arbeidsaanbod als gevolg van een hoger loon en een groter kans op werk noemen we het aanzuigeffect. Werkwijze:Met de concurrentiepositie bedoelen we welke positie een bedrijf in neemt ten opzichte van andere bedrijven. Met andere woorden; bedrijven worden vergeleken op prijs en kwaliteit en overige voorwaarden.Als je dus de goedkoopste / beste bent dan zullen mensen eerder bij jou kopen dan bij het andere bedrijf.Met innovatie bedoelen we dat bedrijven vernieuwend zijn.Dus dat ze gebruik maken van nieuwere / betere / snellere technieken wat te goede kan komen voor het bedrijf en de klant.Hierdoor worden de producten bijvoorbeeld van betere kwaliteit of kan er goedkoper geproduceerd worden waardoor de verkoopprijs lager wordt.Zo leidt innovaties tot een verbetering van je positie ten opzichte van andere bedrijven.Antwoord: Door innovatie kan een bedrijf nieuwe technieken gebruiken waardoor de kwaliteit en de prijs van je producten kan verbeteren en waardoor klanten eerder bij jou de producten kopen dan bij je concurrent. Werkwijze:Een vakbond treedt op als onderhandelaar voor de werknemers.De vakbond probeert de arbeidsvoorwaarde te verbeteren zoals een hoger loon of meer vakantiedagen.Wanneer de vakbond hierin slaagt, geldt deze nieuwe afspraak voor iedereen die in die bedrijfstak werkt.Een bedrijfstak is een groep die hetzelfde werk doet. Dus bijvoorbeeld de horeca is een bedrijfstak, of het onderwijs is een bedrijfstak.Als werknemer kun je lid worden van de vakbond, hiervoor betaal je contributie.Van dit geld kan de vakbond mensen aannemen die gaan proberen voor de werknemers de voorwaarden te verbeteren.Echter de mensen die geen lid zijn van de vakbond maar wel in de bedrijfstak werken krijgen ook de verbeterde arbeidsvoorwaarden.Dan zijn we aangekomen bij het begrip meeliftersgedrag; hiermee bedoelen we dat iemand niet de inspanning levert, maar wel de voordelen ervaart.Dus bijvoorbeeld iemand die samenwerkt aan een werkstuk, weinig bijdraagt, maar wel hetzelfde cijfer krijgt.Dit kan dus ook zo zijn bij een vakbond. Als je geen contributie betaalt en dus geen lid bent krijg je wel de verbeterde voorwaarde.Antwoord: Er is sprake van meeliftersgedrag bij een vakbond wanneer een werknemer geen lid is van de vakbond en geen contributie betaalt, maar wel de verbeterde arbeidsvoorwaarden krijgt die de vakbond heeft weten te bewerkstelligen. Werkwijze:Tijdens corona en de (gedeeltelijke) lockdown hebben veel mensen geld gespaard en geen geld kunnen uitgeven aan leuke dingen omdat alles dicht was.Nadat alles weer open ging hebben mensen een inhaalslag gemaakt; mensen zijn massaal geld gaan uitgeven aan leuke dingen.Daarnaast zijn er mensen door corona (langdurig) ziek geworden. Sommige mensen kunnen helemaal niet meer werken en andere kunnen de verhoogde werkdruk niet meer aan.Beide gebeurtenissen hebben effect op het aanbod van arbeid (minder mensen beschikbaar) als de vraag naar arbeid (meer bestedingen = meer personeel nodig)Hierdoor is de arbeidsmarkt krap geworden.Antwoord: Door corona zijn er mensen die niet meer (volledig) kunnen werken. Hierdoor daalt het aanbod van arbeid. Na corona zijn mensen toe aan weer leuke dingen en meer gaan uitgeven. Dit leidt tot meer bestedingen en meer productie. Hierdoor neemt de vraag naar arbeid toe. Door een afname van het aanbod en een toename van de vraag ontstaat de krappe arbeidsmarkt. Toelichting: Wanneer je een algemene economische gebeurtenis moet gebruiken in je antwoord probeer dan meerdere kanten van deze gebeurtenis te verklaren. Dus wanneer we over corona spreken bedenk dan het effect op de bestedingen, productie, werkgelegenheid, werkloosheid en prijzen. Dan heb je een goed beeld van de gebeurtenis en kun je daarna dit toepassen op de vraag. Werkwijze:De bruto participatiegraad kunnen we berekenen door de beroepsbevolking te delen door de potentiële beroepsbevolking en dan te vermenigvuldigen met 100%.De netto participatiegraad lijkt hierop maar dan deel je de werkzame beroepsbevolking door de potentiële beroepsbevolking x 100%.Het verschil tussen bruto en netto is dus of je kijkt naar de werkende beroepsbevolking of naar de gehele beroepsbevolking.De potentiële beroepsbevolking is iedereen tussen de 15 en 75 jaar die in potentie zou kunnen werken. De beroepsbevolking zijn alle mensen tussen 15 en 75 jaar die een baan hebben en/of beschikbaar zijn en op zoek zijn naar werk.De werkzame beroepsbevolking zijn alle mensen tussen de 15 en 75 jaar die ook daadwerkelijk een baan hebben In dit geval heb je de werkzame beroepsbevolking nodig en de potentiële beroepsbevolking.De werkzamen zijn 8.278.000 mensen.De potentiële beroepsbevolking zijn 12.412.000 mensen.Dus als we deze door elkaar delen en vermenigvuldigen met 100% heb je het antwoord.Antwoord: De netto participatiegraad is de werkzame beroepsbevolking gedeeld door de potentiële beroepsbevolking x 100%. In dit geval is dit 8.278.000 / 12.412.000 x 100% = 66,69%Toelichting: Zorg dat je de formules uit het boekje goed in je hoofd hebt. Dat maakt het een stuk makkelijker! Eventueel kun je, als je het moeilijk vindt om ze allemaal te onthouden ze aan het begin van de toets als je mag beginnen snel eerst de formules opschrijven die je moeilijk vindt. Je weet niet of je ze nodig gaat hebben, maar dan heb je ze in ieder geval bij de hand! Werkwijze:De i/a ratio is de verhouding tussen de inactieve en de actieve.De inactieve zijn de mensen met een uitkering. Dit kunnen de AOW’ers zijn of de mensen die arbeidsongeschiktheid zijn bijvoorbeeld.De actieve zijn de mensen die werken en dus premies afdragen aan de overheid.Van deze premies kan de overheid de uitkeringen betalen voor de inactieve.Nu we weten hoe de i/a ratio werkt kunnen we kijken wat het effect is van een AOW leeftijd die verhoogd wordt.Doordat mensen nu langer moeten doorwerken daalt het aantal mensen dat een uitkering krijgt. De inactieve mensen worden dus minder.Doordat mensen nu langer moeten doorwerken zijn er meer mensen die werken en dus meebetalen voor de inactieve.Antwoord: Door een verhoging van de AOW leeftijd moeten mensen langer doorwerken en komen ze later in aanmerking voor een (AOW) uitkering. Hierdoor daalt de i en stijgt de a in de i/a ratio. Werkwijze:Als de loonstijging kleiner is dan de loonruimte spreken we van loonmatiging.De loonstijging is in dit geval 10%.De loonruimte is de ruimte die een werkgever heeft om de lonen te verhogen als de prijzen stijgen en/of als de arbeidsproductiviteit stijgt.In dit geval heeft dit bedrijf beide voordelen.De klanten betalen meer voor de producten. Hierdoor ontvangt het bedrijf 10% meer geld.De werknemers zijn ook nog harder gaan werken. Namelijk 5%. Hierdoor maken ze in dezelfde tijd 5% meer producten. Wanneer je deze twee met elkaar vermenigvuldigd weet je de loonruimte:100 x 1,05 x 1,10 = 115,5. Dan is de loonruimte 15,5%De werknemers ontvangen “maar” 10%. Ze ontvangen dus minder dan er mogelijk was. Dan spreek je van loonmatiging.Antwoord: De loonruimte in dit geval is 100 x 1,05 x 1,10 = 115,5. Dit betekent dat de werknemers 15,5% meer loon zouden kunnen krijgen omdat de arbeidsproductiviteit en de verkoopprijs stijgt. Ze krijgen echter ‘maar’ 10%. Dan is er sprake van loonmatiging. Werkwijze:We kunnen het totale inkomen uitrekenen door de productiewaarde te berekenen.Dit doe je door de omzet te verminderen met de inkoopwaarde.In 2025 zijn deze alleen beide veranderd ten opzichte van 2024. Die gaan we dus eerst uitrekenen.De omzet was 55 miljoen. Deze wordt nu 10% hoger. Dit wordt dan 55 x 1,10 = 60,5 miljoen. De inkoopwaarde was 30 miljoen. Deze wordt 4% hoger. Dit wordt dan 30 x 1,04 = 31,2.Als we deze van elkaar af halen hebben we de productiewaarde, wat gelijk is aan het totale inkomen.De productie waarde is dus in 2025 60,5 – 31,2 = 29,3 miljoen.Dit is hetzelfde als het totale inkomen. Hiervan gaat 15 miljoen naar het loon.Nu willen we weten hoeveel 15 miljoen is van 29,3 miljoen.Dit delen we dan door elkaar: 15 / 29,3 x 100% = 51,19%Van het totale inkomen betaalt het bedrijf dus 51,19% aan loon.Antwoord: Het loonaandeel in 2025 is 15 miljoen gedeeld door het totale inkomen. Het totale inkomen in 2025 is (( 55x 1,10) – ( 30 x 1,04) = 29,3 miljoen. Het loonaandeel is dan 15 / 29,3 x 100% = 51,19%
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.