Op Niveau LRN-line deel A+B - Hoofdstuk 1 - Informatie en media oefentoetsen & antwoorden

niet waarToelichting: Een beschouwing is bedoeld om de lezer aan het denken te zetten en een mening te laten vormen.niet waarToelichting: Een uiteenzetting bevat nooit de mening van de auteur, maar kan wel meningen van anderen bevatten, om de feiten in de tekst te ondersteunen. Denk er wel aan dat een tekst waarin verschillende meningen tegenover elkaar worden gezet, al snel een beschouwing wordt (met als doel de lezer een mening te laten vormen).waarToelichting: Een betoog is bedoeld om te overtuigen. De hoofdgedachte is het standpunt waarvan de lezer overtuigd moet worden. niet waarToelichting: Een feitelijke uitspraak is een uitspraak waarvan de auteur of spreker meent dat deze waar is. De uitspraak moet te controleren zijn. Het kan zijn dat bij die controle blijkt dat de uitspraak niet waar is.  beschouwingToelichting: De titel is een vraag waarop de lezer ‘ja’ of ‘nee’ kan antwoorden. Er zitten dus twee kanten aan het onderwerp, die beide in de tekst worden belicht.betoogToelichting: Dat ons schoolsysteem ‘failliet’ is, is een mening. Je mag verwachten dat de tekst argumenten bevat om deze mening te onderbouwen.uiteenzettingToelichting: Het woord ‘nut’ geeft weliswaar een mening aan, maar een tekst met deze titel kan heel goed een uiteenzetting zijn over wetenschappelijke inzichten over dagdromen, zonder dat de lezer ergens van overtuigd moet worden of zich af moet vragen of informatie wel klopt.beschouwingToelichting: De titel wordt gepresenteerd als een vraag waarop de lezer ‘ja’ of ‘nee’ kan antwoorden. Je mag verwachten dat in de tekst argumenten voor en tegen een vuurwerkverbod tegen elkaar worden afgewogen. betoogToelichting: Het uitroepteken wijst erop dat in de tekst wordt beargumenteerd waarom chatbots in het onderwijs verboden moeten worden.uiteenzettingToelichting: De titel is een vraag waarop een wetenschappelijk (dus feitelijk) antwoord gegeven kan worden. 7832 B. invloed gehoorschade op schoolprestatiesDit blijkt uit de titel, uit de laatste zin van alinea 1 en de laatste zin van alinea 6.Toelichting: Het onderwerp van de tekst vind je in de titel, de inleiding en het slot van de tekst. A is niet goed, want de tekst gaat specifiek over de nieuwe ontdekking dat gehoorschade invloed heeft op de schoolprestaties.C is niet goed, want de tekst gaat vooral over de opvallende uitkomst van dat onderzoek dat gehoorschade invloed heeft op de schoolprestaties. D is niet goed, want het gaat nergens in de tekst over voorkomen van gehoorschade. C. resultaten van het onderzoek. Dat zie je onder andere aan ‘Uit dit onderzoek bleek …’ (al. 2) en ‘Uit de resultaten bleek … (al. 3).Toelichting: A is niet goed, want alleen in het eerste deel van alinea 2 wordt informatie gegeven over de deelnemers aan het onderzoek. B is niet goed, want alinea 2 en 3 gaan vooral over wat de onderzoekers hebben ontdekt en niet over wie ze zijn.D is niet goed, want alleen in alinea 2 wordt informatie gegeven over de manier waarop het onderzoek werd uitgevoerd. De tekst bevat vooral feitelijke informatie, want de auteur beschrijft de (feitelijke) resultaten van een groot onderzoek en geeft weer wat de onderzoekers hebben gezegd. Informeren, want de auteur vertelt wat er is onderzocht en wat volgens de onderzoekers opvallend is aan de resultaten. Ze geeft nergens haar eigen mening.Of: Informeren, want de tekst bevat vooral feitelijke informatie over een onderzoek naar (de invloed van) gehoorschade bij kinderen. B is goed. Om uit te kunnen leggen hoe sociale media bepalen wat je krijgt te zien, moet je uitleggen hoe ze gegevens over jou verzamelen.C is goed. De vraag vormt het bruggetje tussen de vraag hoe sociale media jouw gegevens verzamelen naar de hoofdvraag.F is goed. In een tekst over de werking van algoritmes moet je uitleggen wat algoritmes zijn. Voor je hoofdvraag is deze vraag van belang, want sociale media gebruiken algoritmes als middel om te bepalen wat je krijgt te zien.Toelichting: De deelvragen moeten verband houden met de hoofdvraag. Het antwoord op een deelvraag moet een deel van het antwoord op de hoofdvraag opleveren. De deelvragen moeten ook passen bij het doel van de tekst: informeren.A is fout, want het antwoord op deze vraag levert geen deel van het antwoord op de hoofdvraag op. Deze vraag past meer bij een tekst over de vraag of en hoe je algoritmes kunt sturen.D is fout, want het antwoord op deze vraag levert geen deel van het antwoord op de hoofdvraag op. Deze vraag past meer bij een tekst over de vraag of en hoe je algoritmes kunt sturen.E is fout, want het antwoord op deze vraag levert geen deel van het antwoord op de hoofdvraag op. Deze vraag past meer bij een tekst over de gevaren van algoritmes en de vraag of er meer regelgeving moet komen.G is fout, want het antwoord op deze vraag levert geen deel van het antwoord op de hoofdvraag op. Deze vraag past meer bij een tekst over de gevaren van algoritmes en de vraag of er meer regelgeving moet komen.H is fout, want het antwoord op deze vraag levert geen deel van het antwoord op de hoofdvraag op. Deze vraag past meer bij een tekst over de gevaren van algoritmes en de vraag of er meer regelgeving moet komen. je gegevens → algoritmisch profiel voorspelling wat je leuk vindtanderen met vergelijkbaar klikgedraggerichte advertenties meer gegevens → persoonlijkerToelichting: Je hoeft niet exact dezelfde woorden te gebruiken. In het schrijfplan is slechts ruimte voor één alinea over dit deelonderwerp. Beperk je dus tot de belangrijkste informatie. Je moet aansluiten op de vorige alinea, waarin het gaat over de gegevens die van gebruikers worden verzameld. Die gegevens leiden tot een algoritmisch profiel.Een belangrijk gegeven is dat er ook wordt gekeken naar anderen met vergelijkbare voorkeuren.Een ander belangrijk gegeven is dat je advertenties te zien krijgt die specifiek gericht zijn op gegevens die over jou zijn verzameld.In tekst 2 staat twee keer dat je feed persoonlijker wordt als je meer deelt. Dit is dus ook belangrijk. Algoritmes maken op basis van je gedrag en technische gegevens een profiel dat wordt gebruikt om te bepalen wat jij ziet op sociale media.Of: Wat jij ziet op sociale media wordt bepaald door een algoritmisch profiel, dat wordt samengesteld op basis van je gedrag en technische gegevens.Toelichting: De hoofdgedachte moet antwoord geven op de hoofdvraag: Hoe bepalen sociale media wat jij te zien krijgt?De hoofdgedachte moet gaan over de hele tekst, dus de drie deelonderwerpen moeten erin terugkomen. Je hoeft echter niet alles te herhalen. Je hoeft dus niet opnieuw uit te leggen wat een algoritme is.De hoofdgedachte geeft in één zin een samenvatting van de tekst. Heb je een andere formulering? Die kan goed zijn als je het volgende hebt benoemd:het wat (algoritmisch profiel)het hoe (op basis van je gedrag en technische gegevens)het doel (bepalen wat je te zien krijgt) C is goed, want deze zin sluit de tekst op een objectieve manier af. Als je in de inleiding een herkenbare situatie hebt beschreven, sluit deze zin er ook mooi op aan. Toelichting: A is niet goed, want deze zin is niet objectief genoeg voor een uiteenzetting. De tekst gaat niet over het gebrek aan inzicht in algoritmes, dus inhoudelijk sluit deze zin ook niet aan op het middenstuk. B is niet goed, want deze zin is niet objectief genoeg voor een uiteenzetting. In de tekst wordt als het goed is uitgelegd hoe algoritmes werken en wordt niet gezegd dat je je ertegen moet beschermen.D is niet goed, want deze zin is niet objectief genoeg voor een uiteenzetting. In de tekst wordt niet verteld hoe je kunt instellen wat sociale media met je gegevens doen, dus inhoudelijk sluit deze in niet aan op het middenstuk.  Vergelijk je uitgeschreven alinea met het voorbeeld en controleer je werk aan de hand van de checklist.Voorbeeldantwoord: Om dit voor elkaar te krijgen, maken de platformen gebruik van algoritmes: stappenplannen waarmee een taak wordt uitgevoerd of een beslissing wordt genomen. Je kunt ze vergelijken met een recept dat stap voor stap leidt tot een heerlijk gerecht. Op sociale media worden op een soortgelijke manier reeksen instructies gebruikt om patronen te herkennen. Met behulp van berekeningen en vergelijkingen voorspellen algoritmes wat jij interessant vindt. Het systeem bepaalt vervolgens welke berichten of video’s jij te zien krijgt. (78 woorden)Geen bron, eigen tekst.Checklist uitgewerkte alinea uiteenzettingEr is een logisch bruggetje tussen de vraag 'Hoe bepalen sociale media wat je te zien krijgt?' en de eerste zin van de alinea.De alinea bevat een kernzin en een aantal uitwerkingszinnen.De zinnen van de alinea sluiten logisch op elkaar aan.De toon is objectief en informerend. Er is voldoende gevarieerd in woordkeuze, zinsbouw, zinsvolgorde en zinslengte en er zijn passende voegwoorden gebruikt.De alinea bevat geen formuleringsfouten en geen spelfouten.