Geschiedeniswerkplaats 3e ed deel A+B - Hoofdstuk 2 - De Romeinen oefentoetsen & antwoorden

a) Vorst van een groot rijk. b) Samenwerking. c) Godsdienst van joden d) Toestaan van andere culturen en meningen. e) Staat zonder vorst. f) Godsdienstig leider van een kerkprovincie. g) Heeft te maken met bestuur. h) Samenleving met meerdere culturen i) (Oudheid) Tweede periode (3000 v.C. - 500 n.C.)   a) krijgsgevangene b) godsdienstvrijheid c) invloed d) onderwerpen e) synagoge   1 - e 2 - b 3 - a 4 - c 5 - d   a) Octavianus gebruikte de naam Caesar als titel.b) De erenaam van Octavianus was Augustus. (Dit betekent: uitstekend/verheven, daarmee werd aangegeven dat hij hoger stond dan andere mensen.)Toelichting:Van Caesar komt het woord keizer (een vorst van een groot rijk). Octavianus was de eerste keizer van het Romeinse Rijk en Julius Caesar dus niet. Tip! Herhaal een deel van de vraag in je antwoord. Vaak waren slaven als krijgsgevangen in oorlog meegenomen. Andere meningen en culturen waren toegestaan in het Romeinse Rijk. In Rome werd bijvoorbeeld de Egyptische godin Isis in een tempel aanbeden. a) Volgens de Romeinen was Jezus een opstandeling. Ze arresteerden en kruisigden hem als een zware misdadiger in Jeruzalem. b) Volgens aanhangers (volgelingen) van Jezus was hij de zoon van God. Ze noemden hem Christus (Verlosser). Ze geloofden dat Jezus zo was gestorven om alle mensen te verlossen van de slechte dingen die ze doen (zonden). e - d - f - c - a  - b Toelichting:e) Vanaf de 3e eeuw n.C. drongen grote groepen Germanen met geweld het Romeinse Rijk binnen.d) De keizer splitst het rijk op om het beter te kunnen verdedigen tegen de volksverhuizingen.f) Er kwam een West- en Oost-Romeins Rijk met elk een eigen keizer.c) Germaanse volken stichtten in het West-Romeinse Rijk eigen koninkrijken en plunderen Rome.a) Germanen zetten de laatste keizer van Rome af. (476 n.C.)b) Einde van de tijd van Grieken en Romeinen. (500 n.C.) Je zit in de afbeelding Griekse zuilen in een Romeins bouwwerk (met Romeinse bogen).   In 313 n.C. gaf keizer Constantijn de christenen godsdienstvrijheid. Vanaf dat moment mochten ze openlijk met hun geloof bezig zijn.   Ten noorden van de Rijn woonden Germanen. Romeinse legers probeerden het rijk ook in dat gebied uit te breiden, maar ze werden tegengehouden door de Germanen. De Romeinse militairen besloten toen de Rijn als grens van hun rijk te gebruiken. Dus: ten noorden van de Rijn zijn geen overblijfselen van de Romeinen te vinden, omdat ze daar nooit geweest zijn.Tip: Op school-tv kun je het programma: ‘Welkom bij de Romeinen’ kijken. Aflevering 1,2,3,7,8  geven leuke en goede extra uitleg en informatie die bij dit hoofdstuk passen.