TrabiTour 4e ed/ FLEX deel A + B - Kapitel 1 - Hallo, Deutschland! oefentoetsen & antwoorden

a) het nadeel  b) samen c) de jongen d) stom e) de stad f) het weekend / weekeinde  g) saai h) welk(e)   a) Guten Tag  b) der Herr c) die Hauptstadt d) unten  e) tausend f) die Tochter a) een miljoen  b) toll c) die Sprache d) oud e) doen, maken a) Goedenavond! b) tot gauw c) Ik kom uit Duitsland. a) Woher kommst du? b) Tschüss! / Tschüs! (In het leerboek met één -s, maar je kunt het ook met -ss tegenkomen.) c) Guten Abend! a) die Freunde (B) b) die Tage (A) c) die Handys (A) a) Mein Spitzname ist Lola.  b) Ich habe lange Haare. c) Echt toll finde ich Tanzen / Tanzen finde ich echt toll / Tanzen finde ich wirklich toll. e) Mir geht es gut. a) Wie ist deine E-Mail-Adresse? (Eigenlijk staat hier: Hoe is je mailadres?) (Let op: Grote E, grote M, grote A : E-Mail-Adresse. b) Unter welchem Namen bist du bei Snapchat/YouTube? c) Meine Handynummer ist …. W-   duzen = du-zen = jij-zeggen: tegen hele familie, goede vrienden en bekenden en God (bijv. bij het bidden); siezen = Sie-zen = u-zeggen: tegen iedereen die ouder is dat ca. 16 jaar, tegen vreemden, winkelpersoneel, mensen die je niet kent, tegen docenten.   Haben en sein ich habe du hast er/sie/es hat wir haben ihr habt sie haben Sie haben  voltooid deelwoord: gehabt   ich bin du bist er/sie/es ist wir sind ihr seid sie sind Sie sind voltooid deelwoord: gewesen a) Wer b) Wie c) Was d) Wo e) Warum f) Woher  a) ihrb) ichc) sied) siee) Sief) esg) erTips:a) Benjamin und Toby, wohnt ihr in demselben Haus?  Uitleg: Het onderstreepte deel van de zin staat voor “jullie”.b) Ich habe keine Hausaufgaben (huiswerk). Uitleg: Aan het woord “habe” herken je de ik-vorm.c) Meine Großeltern sind nicht fit, sie sind alt. Uitleg: Het onderstreepte deel van de zin kun je vervangen door ze (meervoud).d) Das ist meine Oma, sie ist 72 Jahre alt. Uitleg: Het onderstreepte deel van de zin kun je vervangen door ze/zij (enkelvoud).e) Frau Kreitler, wohnen Sie in Amsterdam? Uitleg: je spreekt een mevrouw aan, dat doe je met de u-vorm.f) Das Auto ist sehr schön. Es ist schnell. Uitleg: Het onderstreepte deel van de zin kun je vervangen door het.g) Ist das sein Vater? Wie alt ist er? Uitleg: Het onderstreepte deel van de zin kun je vervangen door hij. a) binb) istc) sindd) seide) sindf) bistg) sindTip:a) Ich bin 12 Jahre alt.b) Meine Tante ist 39 Jahre alt.c) Meine beiden Brüder  sind 17 Jahre alt. (Uitleg: allebei mijn broers, dus meervoud: zij zijn)d) Tom und Markus, seid ihr morgen auf meiner Party? (Uitleg: je spreekt twee jongens aan, dus “jullie”)e) Meine Schwester und ich sind beide 13 Jahre alt. (Uitleg: zij en ik samen = wij)f) Wie alt bist du, Lars?g) Wir sind in Haarlem geboren. a) habenb) habtc) hatd) habene) hastf) habeg) haben a) ist b) ist gewesenc) sind d) ist gewesene) hat gehabt a) Sieb) Siec) dud) du a) sechsb) einundvierzigc) zweiunddreißig d) zehn e) dreiundzwanzigf) hundert g) zwölfh) zweii) fünfzig a) Lieber Arthur, b) Mir geht es gut. c) Du findest mich auf (Facebook/Instagram).d) Wo wohnst du?