Op Niveau 2e ed - Hoofdstuk 3 - oefentoetsen & antwoorden

a) Juist b) Onjuist, bij eigennamen kan dit niet. a) Bijv.: van, na, met, tegen, achter, in, naast, langs Tip: De meeste voorzetsels kun je invullen op de puntjes van een van de volgende woordgroepen ‘... de kamer’, ‘... het feest’ of ‘... het bureau’. a) De IJssel is een zijrivier van de Rijn. LW: de, een, de WW: is ZN: IJssel, zijrivier, Rijn BN: / VZ: van b) De auto van oom Johan staat op de hoek bij de oude bakkerij. LW: de, de, de WW: staat ZN: auto, oom, Johan, hoek, bakkerij BN: oude VZ: van, op, bij c) Donderdag werden in de muren van de steriele ruimtes grote wespennesten ontdekt. LW: de, de WW: werden, ontdekt ZN: donderdag, muren, ruimtes, wespennesten BN: steriele, grote VZ: in, van d) De directeur van Campina heeft flinke kritiek gekregen op de plastic verpakkingen van een nieuw toetje. LW: de, de, een WW: heeft, gekregen ZN: directeur, Campina, kritiek, verpakkingen, toetje BN: flinke, plastic, nieuw VZ: van, op, van a) Bureaus (als de uitspraak niet in gevaar komt, schrijven we een vaste ‘s. Dit gebeurt vaak bij woorden op -a, -o, -u, -i of -y waar een andere klinker voor staat. Dit verandert de uitspraak.In dit voorbeeld staat voor de -u een -ea, die je uitspreekt als -oo b) Zeeën (Je plakt -ën achter woorden die eindigen op -ee.) c) Fotografen (langere woorden op -aaf en -oof houden de ‘f’ in het meervoud. ) d) Technici (Woorden die eindigen op -us en -um komen uit het Latijn en krijgen een andere vorm in het meervoud. Ze eindigen vaak op -a, -ums of -ici.) e) Lobby’s (Je plakt –’s achter het woord als deze eindigt op: -a, -o, -u, -i) f) Eieren g) Slimmeriken (Je schrijft 1 k als de klemtoon niet op ik valt:) a) Metalen (een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt BIJNA altijd op -en) b) Vergrote (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.) c) Gelande (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.) d) Verkende (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.) e) Opgevouwen (Als het voltooid deelwoord eindigt op -en, schrijf je het bijvoeglijk naamwoord ook met -en.) f) Opgekochte (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.) g) Spectaculair (Als het woord een voor een het-woord staat, schrijf je geen -e.) a) Ronduit b) Blijvend c) Mate waarin iets goed of slecht is  a) Directrice b) Mentrix c) Tijgerin Stellende trap Vergrotende trap Overtreffende trap Weinig Minder Minst Licht Lichter Lichtst Graag Liever Liefst Logisch Logischer Meest logisch Tip: Als de stellende trap eindigt op -de, -isch, -sd, -sk of -st, schrijf je in de overtreffende trap meest. a) Haar op de tanden hebben betekent c b) Met twee monden spreken betekent e Hij kan een samenvatting geven, een conclusie trekken of een advies geven. D, een vraag stellen Het verschil tussen vroeger en nu Geldbedrag / €4800,- schade Tips tegen oplichting / waar moet je op letten A, infomeren B, uitleg geven A, een kort verhaal vertellen Afpakken of inpikken Tip: kijk in de laatste zin van de tweede alinea. A, samenvatting geven. Dit zie je aan het woord kortom.