Op Niveau 2e ed - Hoofdstuk 5 - oefentoetsen & antwoorden

Onjuist. Een persoonlijk voornaamwoord is altijd één zinsdeel: een onderwerp of een lijdend voorwerp. a) Ik heb mijn pen graag in mijn zak. Ik = pers. Vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.) b) Wij schudden elkaar de hand Wij = pers.vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.)  c) Zij heeft zich erg vergist in hem. Zij = pers.vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.) Hem = pers. Vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.) Het is een persoonlijk voornaamwoord als het onderwerp of lijdend voorwerp van een zin is en dus een apart zinsdeel. Het is een lidwoord als het voor een zelfstandig naamwoord staat en als het een deel van een zinsdeel is. Voorbeeld Het / is / al laat. Het = onderwerp dus persoonlijk voornaamwoord Weet / je / het / al? Het = lijdend voorwerp dus persoonlijk voornaamwoord Het kleine meisje / steekt / zomaar / over. Het staat voor een zn dus het = lidwoord We geven hieronder een voorbeeld van een mogelijk antwoord. Er zijn verschillende zinnen mogelijk.  Zin: Gaan jullie morgen op vakantie? a) Ww: gaan b) Pers. Vnw: jullie c) Zn: morgen d) Vz: op e) Zn: vakantie a)  Koens skateboard (standaardregel = s eraan vast) b) Mijn tantes horloge (standaardregel = s eraan vast) c) Oma’s huis (Je schrijft een apostrof voor de s na een lange klinker of een y.) d) Kees’ fiets. (Het zelfstandig naamwoord eindigt op een sisklank. Je schrijft dan alleen een apostrof) e) Levy’s bidon (Je schrijft een apostrof voor de s na een lange klinker of een y.) C. drie euro. Getallen en tekens schrijf je zoveel mogelijk voluit. a) Tegenstander b) Periode van 24 uur c) Precies d) Klaar om in actie te komen a) Over het paard getild zijn betekent: a b) Je schaapjes op het droge hebben betekent: d We geven hieronder voorbeelden van mogelijke antwoorden. Er zijn verschillende zinnen mogelijk. Controleer of je de juiste betekenis van het woord in je zin hebt opgenomen. a) Voorbeeldzin 1: Het regent relatief weinig voor januari. Betekenis van het woord: In verhouding.  b) Voorbeeldzin 2: Dat hygiëne erg belangrijk is, laat de Coronacrisis wel zien. Betekenis van het woord: Maatregelen om ervoor te zorgen dat iets schoon en gezond blijft. c) Voorbeeldzin 3: Als hij deze koers blijft volgen, dan verdwaalt hij zeker. Betekenis van het woord: Richting. De hoofdgedachte = de samenvatting van het onderwerp + de hoofdzaken, geformuleerd in één zin. Globaal. Je let op belangrijke zaken en leest de eerste en laatste alinea + de eerste zinnen van elke alinea. Dit zijn vaak de kernzinnen en deze bevatten hoofdzaken. 12 technologische ontwikkelingen in de zorg (Beschrijf je in een paar woorden) 12 technologische ontwikkelingen die nu al zichtbaar zijn en over 20 jaar waarschijnlijk helemaal ingeburgerd zijn in de zorg. (Je vindt deze zin in de inleiding van de tekst. Tip: de samenvatting van het onderwerp + de hoofdzaken, geformuleerd in één zin is de hoofdgedachte van de tekst.) Het onderwerp introduceren Deze verwijst naar een Cyborg. Dit verwijst naar een netwerk van computers met elk een kopie van een database die gezamenlijk beheerd wordt. 2 antwoorden zijn juist, mits goed onderbouwd: a) Toekomstverwachting scheppen: Hoe ziet de technologie in de zorg er over 20 jaar uit? b) Aanbeveling doen: Mensen aansporen zelf te ontdekken welke ontwikkelingen en technologie of eHealth-toepassingen bij hun organisatie en zorgvragen passen. a) bijzaak (dit is een voorbeeld van de kernzin) b) bijzaak (dit is een voorbeeld van de kernzin) c) hoofdzaak (dit is de kernzin van de alinea)