TrabiTour 4e ed/ FLEX deel A + B - Kapitel 2 - Feierst du mit? oefentoetsen & antwoorden

a) de verrassing b) getrouwd c) zich verkleden  d) het enig kind (enigst kind) e) de uitzending f) de lente g) omdat h) zich verheugen op i) spoedig, snel, gauw, binnenkort   a) einladen b) anzünden c) der März  d) der Neffe e) das Geschenk f) der Herbst  g) der Feiertag  h) zusammen i) der Heiligabend    a) de oom b) wünschen c) de sneeuw d) der Frühling  e) wieder a) Ik heb drie broers en/of zussen. b) Hoe heet jouw broer?  c) Hoe oud is jouw zus?   a) Er hat viele Verwandte.  b) Das ist meine beste Freundin. c) Der Onkel und meine Tante haben zwei Kinder. Das sind mein Cousin und meine Cousine. a) Volgende week geef ik een feestje. b) Dank je wel! a) Nein, denn da sind wir bei meiner Oma.  b) Was magst du an Weihnachten? die Geschenke die Eier auspacken nie   a) ich spiel-e b) du spiel-st c) er/sie/es spiel-t d) wir spiel-en e) ihr spiel-t f) sie / Sie spiel-en g) er hat ge-spiel-t   a) 3 b) 2 c) 1 Als je een rangtelwoord in het Duits voluit schrijft (zoals achtendertigste of tweede) krijg je bij de getallen 2 t/m 19 de uitgang -te en vanaf 20 de uitgang -ste   der = mannelijk die = vrouwelijk das = onzijdig    Woorden met die eindigen op -schaft → die Freundschaft  -heit → die Freiheit -keit → die Ehrlichkeit -ung → die Einschränkung, die Einladung, die Überraschung zijn altijd vrouwelijk; Tip: Woorden die eindigen op een -e (die Torte) zijn vaak vrouwelijk   a) lauf b) gratulier c) wünsch d) kauf Tip: de werkwoordstam vind je door de laatste -(e)n van het woord te halen: wohn(en) en feier(n) a) er trink-tb) Sie lauf-enc) es brennt-td) sie schrei-ene) ich habe ge-wähl-t  mannelijkvrouwelijkonzijdigNeffe (mannelijk persoon)VerschiebungGroßmutter (vrouwelijk persoon)FreundschaftTorteReinheitNichte (vrwl persoon)EinsamkeitCousine (vrwl persoon)Schwester (vrwl pers.)EhrlichkeitKerzeFeuer (NL het-woordje is vaak “das” in het Duits.)Fest (idem)Baby Fest (idem)MädchenmannelijkvrouwelijkonzijdigNeffe (mannelijk persoon)VerschiebungGroßmutter (vrouwelijk persoon)FreundschaftTorteReinheitNichte (vrwl persoon)EinsamkeitCousine (vrwl persoon)Schwester (vrwl pers.)EhrlichkeitKerzeFeuer (NL het-woordje is vaak “das” in het Duits.)Fest (idem)Baby Fest (idem)Mädchenmannelijkvrouwelijkonzijdig Tip: je ziet dat het biologische element altijd het belangrijk is: der Neffe (mannelijk), der Junge (mannelijk) en die Nichte (vrouwelijk). Mädchen is onzijdig omdat het een verkleinwoord is (-chen = “-(t)je”) - de meid → het meisje / in het Duits die Ma(g)d→  das Mädchen). Daar is het grammaticale belangrijker dan het biologische.OFWEL:mannelijk/vrouwelijk persoon/dier = der Junge / die Kuh, maar de grammaticale regel gaat voor -chen = ALTIJD onzijdig (het oorspronkelijke woord -de meid/ die Magd- is dan uiteraard weer wél vrouwelijk)-e = VAAK vrouwelijk. a) Ich wohne wieder bei meiner Mutter. b) Ich finde meine Schwester manchmal nervig. c) Die Feier / die Party ist am Freitag, dem 21. Februar. Tip:c) Tip: op vrijdag = am Freitag. Denk eraan dat alle dagen van de week zelfstandig naamwoorden zijn -de woensdag, de vrijdag- en dus met hoofdletter! a) We vieren mijn feestje op zaterdag in het clubhuis of thuis.b) Ik nodig je uit en breng jij een cadeau mee?c) De kleinkinderen hebben op Oudejaarsavond de (hun) grootouders bezocht. d) Waarom hebben jullie veel cadeaus gekregen?e) Ik laat het weten, als ik erbij kan zijn. Tip: c) de kleinkinderen = die Enkel / die Enkelkinder. Ook der Enkel (kleinzoon) en die Enkelin (kleindochter) komen voordie Großeltern staat misschien niet in de woordenlijst. Maar er staat wel “Großvater” = opa en “Großmutter” = oma en “Eltern” = ouders. Großeltern is dus grootouders.e) Bescheid geben = even laten weten / seintje geven. De twee werkwoorden in de bijzin worden omgedraaid: kan zijn = sein kann a) Ich habe eine große Familie. b) Mein Bruder ist auch sportlich undc) ich gehe immer mit meiner Schwester ins Kino.Tip: a) het verschil tussen Familie en Verwandtschaft = die Familie is het gezin, de paar mensen die -in het ideale geval- bij elkaar onder één dak wonen en die Verwandtschaft is de uitgebreide familie. Die je alleen bij verjaardagen en andere feestdagen ziet, zeg maar. a) Herzlichen Glückwunsch zum Geburtstag.b) Wer ist das auf dem Bild?c) Hast du Urlaub/Ferien und wann hast du frei? d) Das Essen (B) an Ostern ist immer (B) gemütlich (D-F). e) Mit meinem Vater habe ich Ostereier bemalt. f) Meine Großeltern geben eine Feier. g) Ich freue mich (I), wenn du dabei bist.h) Für (G) die Party backe ich einen Kuchen/eine Torte.i) Am Wochenende habe ich nichts gemacht, aber ich habe viel Spaß gehabt/gemacht. (G) Tip 1: c) Der Urlaub = de (geboekte) vakantie waarin je OP REIS bent en die Ferien = de school/studievrije perioded) Soms kun je een woord dat je niet kent misschien omzeilen/omschrijven:  “met Pasen” = het paasfeest, Pasen, tijdens Pasen, (op) de paasdagene) malen = verven. bemalen = (iets) beschilderen. Ik heb beschilderd = ich habe bemalt (voltooid dw)f) Die Großeltern = ze/sie, meervoud). Als je “Großeltern” niet kent, kun je het vervangen door “Mein Opa und meine Oma” geben eine Feier/Party.i) Wochen-ende / week-end. Spaß machen → ich habe Spaß ge-mach-t TIp 2: werk in stappen. Stap 1 schrijf eerst alle woordjes op. (werkwoorden nog niet vervoegen en nog niet der/die/das, maar d..)Stap 2 vervoeg de werkwoordenstap 3 verander de d.. woordjes  in de juiste vorm: der / die / das / mein etc.