Nieuw Nederlands 6e ed - Hoofdstuk 2 - Beroemd oefentoetsen & antwoorden

Globaal Een nieuwsartikel Dit zie je aan de bron → Nu.nl   Ja, ze vatten samen waar de onderliggende alinea(‘s) over gaan.   c) Famke en Diederik zetten campagne op. De antwoorden a en b komen wel terug in de alinea’s, maar zijn slechts details.   Beveiliger   Alliteratie rijm waarbij de beginmedeklinkers van woorden of lettergrepen hetzelfde zijn. Beeldspraak manier van uitdrukken waarbij een beeld duidelijk maakt wat je wil zeggen Pictogram weergave van iets in de vorm van een afbeelding of tekening Klassieker vaak gezongen lied, veelgelezen boek etc. Parallellogram vierhoek waarvan de overstaande zijden evenwijdig zijn   Van mening verschillen   Antwoord: waar De persoonsvorm past zich aan het onderwerp van de zin aan. Als het onderwerp enkelvoud is, is de persoonsvorm dat ook. Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook in het meervoud staan. Antwoord: C Deze zinsdelen kun je voor de persoonsvorm zetten:  Vanmorgen / heb / ik / het journaal / gekeken. Ik / heb / het journaal / gekeken / vanmorgen. Het journaal / heb / ik / vanmorgen / gekeken. Gekeken / heb / ik / het journaal / vanmorgen. Antwoord: persoonsvorm = heb. Onderwerp = ik. Tijdproef: Vanmorgen heb ik het journaal gekeken. Vraagproef: Heb ik het journaal gekeken vanmorgen? Onderwerp: Wie heb (heeft)? → ik Antwoord: A Deze zinsdelen kun je voor de persoonsvorm zetten: De stad / wordt / al maanden / geteisterd / door een rattenplaag. Al maanden / wordt / de stad geteisterd / door een rattenplaag. Geteisterd / wordt / de stad / al maanden / door een rattenplaag. Door een rattenplaag / wordt / de stad / al maanden / geteisterd. Antwoord: persoonsvorm = wordt. Onderwerp = de stad. Tijdproef: De stad werd al maanden geteisterd door een rattenplaag. Vraagproef: Wordt de stad al maanden geteisterd door een rattenplaag? Onderwerp: Wie wordt? → de stad. Antwoord: B Deze zinsdelen kun je voor de persoonsvorm zetten: Elke dag / heeft / Sem / een paar rondjes / in de vijver / gezwommen. Sem / heeft / elke dag / een paar rondjes / in de vijver / gezwommen. Een paar rondjes / heeft / Sem / elke dag / in de vijver / gezwommen. In de vijver / heeft / Sem / elke dag / een paar rondjes / gezwommen. Gezwommen / heeft / Sem / elke dag / een paar rondjes / in de vijver. Antwoord: persoonsvorm = heeft. Onderwerp = Sem. Tijdproef: Elke dag had Sem een paar rondjes in de vijver gezwommen. Vraagproef: Heeft Sem elke dag een paar rondjes in de vijver gezwommen? Onderwerp: Wie heeft? → Sem. Mia liep met haar rode lakschoentjes door de kamer. Ze is vandaag al twee jaar geworden. Van haar ouders kreeg ze een nieuw prentenboek en veel houten speelgoed. Ook haar lieve opa en oma kwamen op bezoek. Zij gaven haar een mooie, roze loopfiets. Tip: Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Daarom is ‘veel’ (veel houten speelgoed) geen bijvoeglijk naamwoord. Dit zegt namelijk iets over het bijvoeglijk naamwoord ‘houten’ terwijl ‘mooie’ (mooie, roze loopfiets) wel iets zegt over het zelfstandig naamwoord ‘loopfiets’.  a) Streamden (Ik-vorm + den, want 2e persoon meervoud, verleden tijd en de d zit niet in ‘t Kofschip) b) Danste (Ik-vorm + te, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en t zit in ‘t Kofschip) c) Financierde (Ik-vorm + de, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en de r zit niet in ‘t Kofschip) d) Reed (Sterk werkwoord, dus verandert van klank.) e) Genoot (Sterk werkwoord, dus verandert van klank.) f) Lachten (Ik-vorm + ten, want 2e persoon meervoud, verleden tijd en de h zit in ‘t Kofschip) g) Startten (Ik-vorm + ten, want 3e persoon meervoud, verleden tijd en de t zit in ‘t Kofschip. h) Gaf (Sterk werkwoord, dus verandert van klank.) i) Brandde (Ik-vorm + de, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en de d zit niet in ‘t Kofschip. j) Faxte (Ik-vorm + te, want 2e persoon enkelvoud, verleden tijd en de x telt ook bij ‘t Kofschip.Toelichting: bij het bepalen van de eindletter door middel ’t (e) x-f (o) k s c h (aa) p, kijk je naar de stam van het werkwoord en niet naar de ik-vorm. Ook de X neem je hierin mee.