Nieuw Nederlands 6e ed - Hoofdstuk 3 - Feest oefentoetsen & antwoorden

Een (grappig) kort verhaaltje. Meestal vertelt iemand over iets wat hij heeft meegemaakt of heeft gehoord van een ander. c) SupernovaToelichting: In de tekst staat: “Als sterren sterven gebeurt dat met een gigantische explosie, genaamd een supernova.” d) Dat de ster minder helder is geworden en door stof verduisterd is geraakt. Toelichting: In de tekst staat: “Die is namelijk dat de ster plotseling een stuk minder helder is geworden en ook nog eens door stof verduisterd is geraakt.”   a) Astronomen zijn ster kwijt en weten niet waarom.   b) Naar de toekomst kijken.Toelichting: Astronomen zetten het onderzoek voort in de toekomst en er wordt gesproken over een nieuwe telescoop die ingezet wordt om het mysterie mogelijk op te lossen in de toekomst.   a) InformerenToelichting: Er wordt veel feitelijke informatie gegeven en de tekst is afkomstig van nieuwssite www.nu.nl. b) De Strelitzia water gevenToelichting: Dit is de beste samenvatting van de hele tekst. In alinea 1 komt ook het hoofdthema terug, namelijk ‘Hoe geef je deze plant water?’   a) In de zomerToelichting: In de tekst staat: “In de zomermaanden heeft de Strelitzia veel water nodig”.   c) Het onderwerp introducerenToelichting: In de inleiding staat algemene informatie over het onderwerp.   b) Alinea 2, 3 en 4Toelichting: Alinea 1 is de inleiding en alinea 5 is het slot.   d) Een instructieToelichting: Het is een instructie over het water geven van de Strelitzia.   c) Instrueren Toelichting: Het is een instructieve tekst met aanwijzingen.   Woord Voorbeelden Betekenis Homoniem Arm, bank, tafeltje Een woord met twee of meer betekenissen Woordspeling ‘Niets is linker dan voor eigen rechter spelen’ Taalgrapjes Beeldspraak ‘Wie de bal kaatst kan hem terug verwachten’ of ‘de appel valt niet ver van de boom’ Zinnen met een figuurlijke betekenis. Zinnen dit net letterlijk zo bedoeld worden.   De persoonsvorm en alle andere werkwoorden in de zin. Eventueel met een scheidbaar deel van het werkwoord. Zin: pv wwg De poes eet alle verse tonijn op. Eet op Eet op In verband met wegwerkzaamheden moeten alle auto’s omrijden. Moeten Moeten omrijden Heb jij die kans laten liggen? Heb Heb laten liggen Je knapt vast wel op van een lekker warm bad. Knapt op Knapt op Karin heeft de papieren gesorteerd. Heeft Heeft gesorteerd Tip: Kijk goed of er een scheidbaar deel van het werkwoord aanwezig is. Deze hoort bij de pv en dus ook bij het wwg. a) Heeft = hww, gevoerd = zww b) heeft= hww, willen = hww, worden = kww c) Stallen = zww, hebben= hww, verrast =zww d) Is = hww, geworden = kww e) Lijkt = kww, voorkomen = zww, had =hww, kunnen = hww, worden = hww.   Tip: heeft = altijd een hww. Om de volgorde van belangrijkheid te bepalen kun je de VIP-methode gebruiken. Staat er een voltooid deelwoord in de zin, dan is dit altijd een zww. Staat er geen voltooid deelwoord in de zin, dan is het infinitief (hele werkwoord) het zww. Staat er alleen een persoonsvorm in de zin, dan is dit het zww.  V: Het Voltooid deelwoord is het belangrijkste werkwoord,  I:  Het Infinitief (hele werkwoord)  is het op één na belangrijkste werkwoord. Staat er dus geen voltooid deelwoord in de zin, dan is het infinitief het belangrijkste werkwoord. Staan er meerdere infinitieven in een zin, dan is altijd het laatste infinitief het belangrijkst.  P: Staat er maar één werkwoord in de zin, de pv, dan is deze het belangrijkste werkwoord.   a) (worden) Kristel werd 15 jaar. b) (vliegen) Het vliegtuig vloog op tijd. c) (kopen) Nina en Marjon kochten hetzelfde shirtje. d) (verzenden) Vanmorgen verzond ik een whatsappje. e) (kijken) Vroeger keken wij altijd samen tv. f) (lijden) Onze hond leed nauwelijks pijn tijdens de operatie. g) (aanbieden) Mijn buurvrouw bood ons aan om te helpen met de verhuizing. h) (uitblazen) Kim blies tien kaarsjes uit op haar verjaardag. i) (lijden) De aangereden dieren leden een pijnlijke dood op de snelweg. j) (vermijden) Tijdens de kermis vermeed ik Tilburg vroeger vanwege de drukte.Tip: Dit zijn weetwoorden. Er zijn geen regels voor de vervoeging van sterke werkwoorden.   a) kroketten b) tarieven c) slimmeriken d) krokodillen e) dromedarissen  f)  runderen g) pausen   h) melodieën   i) feeën j) typografen k) theorieën  l) baarzen  m) orchideeën   n) kluizen o) kloven p) cursussen q) koloniën r) kaarsen