Think 1 (A2) - Hoofdstuk 10 - Around town oefentoetsen & antwoorden

a) concert hall b) shop c) harbour d) car park e) quickly f) carefully g) cycle lane h) building i) to demolish j) billboard k) pedestrian l) mine m) litter bin n) speed camera o) easily p) library q) football stadion r) to borrow   a) skyscraper b) castle c) museum d) bus station e) cinema f) zebra crossing g) restaurant h) police station   a) Je gebruikt de present continuous future voor afspraken in de toekomst. b) Je gebruikt be going to voor bedoelingen in de toekomst. c) Een adverb zegt iets over het werkwoord.   a) are going to get Het onderwerp is we, daarom gebruik je are. Na going to komt het hele werkwoord. b) are going to have Het onderwerp is we, daarom gebruik je are. Na going to komt het hele werkwoord. c) is going to buy Het onderwerp is he, daarom gebruik je is. Na going to komt het hele werkwoord. d) are going to have Het onderwerp is we, daarom gebruik je are. Na going to komt het hele werkwoord. e) am going to play Het onderwerp is I, daarom gebruik je am. Na going to komt het hele werkwoord. a) are getting Het onderwerp is we, daarom gebruik je are. Daarna voeg je het werkwoord + ing toe. b) am starting Het onderwerp is I, daarom gebruik je am. Daarna voeg je het werkwoord + ing toe. c) are throwing Het onderwerp is we, daarom gebruik je are. Daarna voeg je het werkwoord + ing toe. d) are going Het onderwerp is they, daarom gebruik je are. Daarna voeg je het werkwoord + ing toe. e) is staying Het onderwerp is she, daarom gebruik je is. Daarna voeg je het werkwoord + ing toe.   a) are entering De zin maakt duidelijk dat dit al afgesproken is en vast staat -it is absolutely certain-. Daarom gebruik je de present continuous future. b) is going to rain De zin maakt duidelijk dat dit een voorspelling gebaseerd op bewijs is -look at the sky-. Daarom gebruik je be going to. Het onderwerp is it, daarom gebruik je is going to. c) is taking De zin maakt duidelijk dat dit al afgesproken is en vast staat -don’t forget-. Daarom gebruik je de present continuous future. d) is going to be De zin maakt duidelijk dat dit een voorspelling gebaseerd op bewijs is -as the Queen is really old-. Daarom gebruik je be going to. Het onderwerp is Prince Charles, een hij, daarom gebruik je is going to. e) am meeting De zin maakt duidelijk dat dit al afgesproken is en vast staat -in fifteen minutes-. Daarom gebruik je de present continuous future. f) Are you going to watch….. Het is duidelijk dat dit een plan is dat in het verleden al gepland is voor de toekomst, daarom gebruik je be going to. Het onderwerp is you, dus gebruik je are.   a) fluently b) angrily c) fast d) well e) loudlyEen adverb zegt iets over het werkwoord. Door bij de regelmatige vervoegingen -ly achter het woord te plakken verander je een adjective naar een adverb. Let op: fast en good zijn uitzonderingen. Fast blijft hetzelfde en good wordt well. Er zijn meer uitzonderingen, dus zorg dat je die goed leert!   a) False b) True c) True d) True e) False f) True