Stepping Stones 7e ed (FLEX) - Hoofdstuk 2 - Time for school oefentoetsen & antwoorden

a) Nederlands b) geweldig c) interessant d) schrift e) soms f) boos g) steunen, ondersteunen h) absoluut i) pesten j) waarheid Tip: Strategieën om woordjes te leren: Luister naar de juiste uitspraak. Gebruik daarvoor Stepping Stones online Lees de woorden hardop om je uitspraak te oefenen. Schrijf de Engelse woorden op, bij voorkeur 5x. Daarmee oefen je je spelling.  Leer daarna de woorden m.b.v. de rode kaart in het je leerwerkboek, of gebruik ‘Slim Stampen’ op Stepping Stones online.     a) second b) eighth c) eleventh d) fifteenth e) twenty-first f) fifty-sixth g) forty-ninth h) thirty-third i) eighty-seventh j) ninety-ninth   a) 07:00 - It’s seven o’clock. b) 16:30 - It’s half past four. c) 11:15 - It’s a quarter past eleven. d) 18:45 - It’s a quarter to seven. e) 21:50 - It’s ten (minutes) to ten.  Tip:  Onthouden:  hele uur: …………… o’clock (afkorting van: of the clock) halve uur: half past …………….. (let op: past = voorbij dus half past three is een half uur voorbij three o’clock, dus half vier.  kwart over: a quarter past…………………….(past = voorbij) kwart voor: a quarter to ……………………….(to = naartoe) Let op: 5 of 10 over half………..., en 5 of 10 voor half …………...bestaan niet in het Engels. Alles in het eerste half uur gebruikt past (bv. 18:20 uur = twenty past six) en alles in het tweede half uur gebruikt to (bv. 09:40 = twenty to ten)   a) What time is it? What is the time? (Niet: How late is it?) b) The school week ends with Geography.  c) What do you like/enjoy about school? d) My favourite subject is Science because I like to learn new things.  e) I am not good at it.    a) She was excited about her upcoming birthday party. b) In the past nobody had a mobile phone.  c) Don’t just read the word list. It’s important that you learn it by heart. d) My grandmother’s house is old and most of her things are very old-fashioned. e) Can you please be quiet! I’m trying to watch the news!   f)  I will check my timetable to see what class we have next period. g) French is my favourite language. It sounds so cool! h) I’m very tired after an intense PE lesson.  i) We are sure you are going to enjoy the concert. j) I am not sure if it is going to work but I guess we should simply try it.   Je houdt over: History - find out - important Voorbeeldantwoord: In History class we find out about important events from the past.   a) Are you a very smart person? b) Can he play the piano? c) Is it snowing outside? d) Will I check my to-do-list? e) Does she like dancing? f) Do we have a big garden? g) Do they watch a film on TV? h) Does your brother take the early bus? i) Are Robert and Claire twins? j) Is James a very good swimmer?   a) You are not going to school today.  b) She doesn’t leave the house at 08:00. c) We can’t do it together.  d) It is not very important. or It isn’t very important.  e) I don’t think she broke her leg.  f)  They don’t go to Sweden every year.  g) He won’t help you with your maths. or He will not help you with your maths.  h) The teacher doesn’t explain the ……... i) Roy and Dave don’t make a lot of ……... j) You don’t have a fast car.  Tip:  Ook dit is een van de belangrijkste dingen om te leren dit jaar! Zorg dat je het begrijpt en foutloos kan toepassen, zowel geschreven als gesproken.  De hoofdregel is: Een vragende en ontkennende zin heeft in het Engels altijd een hulpwerkwoord (auxiliary verb). Deze hulpwerkwoorden mogen gecombineerd worden met not om een ontkennende zin te maken.  Je mag dus wel zeggen: I can not help you en I do not/don’t help you maar je mag dus niet zeggen: I help you not. Als de ‘gewone’ bevestigende zin geen hulpwerkwoord heeft, voeg je don’t/doesn’t toe als hulpwerkwoord, samen met het hoofdwerkwoord. Het hoofdwerkwoord is dan altijd een heel werkwoord, zonder wijzigingen.  bv. They watch a film - They don’t watch a film.  Bij she/he/it verplaatst de extra -s zich dan van het hoofdwerkwoord naar het hulpwerkwoord.  bv. She likes pancakes - She doesn’t like pancakes. Als er in de bevestigende zin wel een hulpwerkwoord staat, wordt die gecombineerd met not.  bv. He can play the piano - He can not/can’t play the piano.  bv. She is a professional dancer - She is not/isn’t a professional dancer. Let op: do en have krijgen als hoofdwerkwoord ook een hulpwerkwoord.  bv. We have two dogs - We don’t have two dogs. She has a new bike - She doesn’t have a new bike.  I do my homework - I don’t do my homework  He does a good trick - He doesn’t do a good trick   a) She has a piano lesson at Mrs. Bigby’s house at 14:00.   b) I put my new shoes under the stairs.  c) We are visiting Selma and Peter in their new home next Saturday.   d) The cat was stuck in a tree.  e) Most people go on holiday in the summer Tip:  De tijdsbepaling (wanneer) staat altijd of helemaal achteraan of helemaal vooraan. Probeer de zinnen maar eens opnieuw te zeggen, maar dan met de tijdsbepaling helemaal vooraan. De volgorde van de overige zinsdelen verandert niet.  bv. At 14:00 she has a piano lesson at Mrs. Bigby’s house.