Nieuw Nederlands 6e ed - Hoofdstuk 5 - Te koop oefentoetsen & antwoorden

Tekstsoort Tekstvorm Informatieve tekst Nieuwsartikel Instructie Speluitleg Overtuigende tekst Betoog Activerende tekst Reclamefolder Amuserende tekst Roman a) Een palletbank maken.Toelichting: Dit is de beste samenvatting van de hele tekst.   b) Een verwachting scheppen.Toelichting: In de tekst staat: “Dit is een simpel stappenplan om zelf een kleine bank van pallets te maken. In negen stappen leer je hoe je dit aanpakt.” Zo weet de lezer wat hij/zij kan verwachten.   d) Oorzaak-gevolgToelichting: Bij de signaalwoorden ‘als – dan’ hoort altijd het tekstverband ‘oorzaak – gevolg’.   b) Daarnaast – ook – bovendienToelichting: Dit zijn de enige drie signaalwoorden die allemaal bij het tekstverband ‘opsomming’ horen.   c) DrieToelichting: In de tekst staat (alinea 3): “Voor een palletbankje heb je drie pallets nodig”.   c) Dat zit lekkerder en staat mooier.Toelichting: In de tekst staat (alinea 5): “Dit staat mooier en zit comfortabeler”.   c) KussensToelichting: In de tekst staat (alinea 11): “Deze zijn er allerlei soorten, maten en kleuren.” In de zin ervoor gaat het over kussens. a) InstruerenToelichting: De tekst is een instructie over het maken van een palletbank. c) Jongen vindt eeuwenoud zwaard bij eerste zoekpoging met metaaldetector.Toelichting: Dit is de beste samenvatting van de hele tekst in één zin. Antwoord A en B zijn niet volledig genoeg en antwoord D geeft te veel details.  b) Twee keerToelichting: In de tekst staat (alinea 2): “De detector had twee keer gepiept bij een paar kleine stukjes metaal voor hij op het zwaard stuitte.”   c) Toen het was schoongemaakt.Toelichting: In de tekst staat (alinea 3): “Pas toen het was schoongemaakt, werd duidelijk dat het een zwaard was.”   a) TegenstellingToelichting:  Bij het signaalwoord ‘maar’ hoort altijd het tekstverband ‘tegenstelling.   a) AntiekexpertsToelichting: Het is het woord dat direct voor ‘die’ staat in de zin (alinea 5): “Antiekexperts die een foto van het zwaard hebben gezien..”. Zij hebben een foto van het zwaard gezien.   d) Alinea 2, 3, 4 en 5Toelichting:  Alinea 1 is de inleiding en deze tekst heeft geen echt slot. In alinea 5 staat immers nieuwe informatie en die kom je in een echt slot niet tegen.   b) InformerenToelichting: In de tekst staat voornamelijk feitelijke informatie en de tekst is afkomstig van nieuwssite www.nos.nl.   a) Exeptioneel → exceptionnel → uitzonderlijk b) Non-actief → non + actief → niet actief c) Desinteresse → des interesse → geen interesse hebben/tonen d) Schaamteloos → schaamte + loos → geen schaamte kennen e) Nietszeggend → niets + zeggend → onbelangrijk Onjuist.Toelichting: Aan kan bijvoorbeeld ook een plaats aangeven en dus bijwoordelijke bepaling zijn. →  Aan de oever zaten twee hondjes.      Zin: PV WWG OND LV MV Jullie lenen altijd jullie tuinstoelen meer aan de overburen uit. Lenen uit (verandert in leenden uit als je de tijd verandert.) Lenen uit   Jullie (wie lenen uit?) Jullie tuinstoelen (wat lenen julle uit?) aan de overburen (Aan wie lenen jullie uit (?) Ik gaf onze vriendelijke buren een zelfgebakken taart. Gaf (verandert in geef als je de tijd verandert.) Gaf Ik (Wie gaf?) Een zelfgebakken taart (Wat gaf ik?) Onze vriendelijke buren (aan wie gaf ik?) Tim verschafte de politie zinvolle informatie. Verschafte (verandert in verschaftals je de tijd verandert.) Verschafte Tim  (Wie verschafte)   Zinvolle informatie (Wat verschafte tim?) De politie (aan wie verschafte Tim? Gisteren wilden Stef, Kees en Jop een cadeaubon gaan kopen voor de jarige trainer. Wilden (verandert in willen als je de tijd verandert.) Wilden gaan kopen Stef, Kees en Jop (Wie wilden gaan kopen?) een cadeaubon (wat wilden stef, kees en jop gaan kopen? Voor de jarige trainer (aan wie/voor wie wilden stef kees en jop gaan kopen?) Ik hang mijn jas aan de kapstok. Hang (verandert in hing als je de tijd verandert.) Hang Ik (wie hing?) Mijn jas (Wat hing ik)   Op, naar, in, over → trucje →  een voorzetsel kun je voor het woord kast zetten: op de kast, in de kast, onder de kast, over de kast, naar de kast, enz.     a) Ijzeren (een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt BIJNA altijd op -en b) Verlote (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.) c) Aangebrande (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.) d) Verzette (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.Na een korte klinker verdubbelen we de volgende medeklinker.) e) Omgespitte (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.Na een korte klinker verdubbelen we de volgende medeklinker.) f) Uitgezochte (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.) g) Gestopte (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.) a) (verzetten) De verzette afspraak ging niet door. b) (vergroten) De fotograaf keek naar de vergrote foto. c) (verwachten) De lang verwachte serie viel tegen. d) (zuchten) Hij liep naar zijn zuchtende baas. e) (draven) Het dravende paard, bokte hoog. f) (bereiden) De bereide taart, smaakte goed. g) (witten) De gewitte muur zag er strak uit. h) (omspitten) De omgespitte tuin ziet er weer strak uit. i) (poten) De tuin staat nu ook vol met prachtige gepote planten. j) (branden) Het brandende schip wordt snel geblust.