Nieuw Nederlands 6e ed - Hoofdstuk 3 - Geld oefentoetsen & antwoorden

Onjuist.  Voorbeeld: In dit prachtig gestylde huis woont de burgemeester Obwb = prachtig → gestylde  Prachtig zegt hier iets over hoe het huis gestyled is. a) grote  → poort metalen → poort van 3,5 meter → breedte b) mat zwarte → auto perfecte → trouwauto Tip: De bijvoeglijke bepaling is ALTIJD een bepaling bij een zelfstandig naamwoord. a) geweldig  → mooie b) Idioot hard → scheurende Tip: Een obwb is NOOIT een bepaling bij een zelfstandig naamwoord. 1. De drie vrienden hebben veel oude tijdschriften van VI gelezen. Drie = bepaald hoofdtelwoord Veel = onbepaald hoofdtelwoord 2. Toen de docent voor de vierde keer vroeg of de klas stil wilde zijn, hielden enkele studenten hun lach nog maar net in. Vierde = bepaald rangtelwoord Enkele = onbepaald hoofdtelwoord We geven hieronder een voorbeeld van een mogelijk antwoord. Er zijn verschillende zinnen mogelijk. Controleer of je de juiste betekenis van het begrip bijstelling hebt gebruikt. Die leuke jongen, een echte knapkop, is de man van mijn dromen. Juist. Bijvoorbeeld: kleine en grote bedragen C. Accessoires a) gebeurt (Ik-vorm + t) b) vind (ik-vorm) c) word (ik-vorm, want jij staat achter de pv) 1. Doe-het-zelfzaak (samenkoppeling die anders onoverzichtelijk wordt, dus een koppelteken) 2. Voor- en tegenspoed (Je laat een deel van het woord weg (spoed) en daarom gebruik je een weglatingsstreepje. 3. Sociaalkritisch (De twee delen zijn niet om te wisselen, dus aan elkaar) 4. Vwo-leerling (bij afkortingen gebruik je een koppelteken) 5. Bio-industrie (klinkerbotsing, dus koppelteken) 6. Midden-Amerika (Aardrijkskundige namen krijgen een koppelteken tussen de twee delen) Geld spenderen … aan Je abonneren … op Samen discussiëren … over Rekening houden … met Je vergissen … in 1. Zwemmen in het geld - c. Erg rijk zijn 2. Eieren voor je geld kiezen. - d. Met minder genoegen nemen dan je eerst wilde. 3. Geen geld. niet geteld. - b. Zonder geld heb je geen vrienden.  4. Geld moet rollen. - a. Geld moet je uitgeven.  We geven hieronder een voorbeeld  van een mogelijk antwoord. Er zijn verschillende zinnen mogelijk. Controleer of je de juiste betekenis van het woord in je zin hebt opgenomen. Hij ontweek ternauwernood de boomstam die op de weg lag.  Ternauwernood betekent: met grote moeite, net. Twee van de volgende woorden: maar, echter, doch, toch, daarentegen, integendeel, evenwel, enerzijds…anderzijds, aan de ene kant…aan de andere kant, in tegenstelling tot, desondanks, daar staat tegenover, niettemin, of…of.  a) Oplichtingstrucs b)  Informeren, want er wordt informatie gegeven over verschillende trucs op vakantie. Je kunt hier iets van leren. c) Maar  = tegenstelling Zo = voorbeeld En = opsomming Desondanks = tegenstelling Ook = opsomming Zoals = voorbeeld Tip: vind je dit lastig? Maak dan kaartjes met op de voorkant het verband en op de achterkant het signaalwoord. Zo kun je oefenen. Je kunt ook een kwartet maken en een signaalwoordenkwartet spelen met je familie. Dat maakt het leren een stuk leuker! d) In de tekst vind je een aantal blauwgekleurde verwijswoorden. Waarnaar verwijzen deze woorden? Schrijf dit achter het verwijswoord hieronder. Ze verwijst naar: je ouders Dit verwijst naar: het niet kennen van de taal en culturele gebruiken Ze verwijst naar: oplichters Dit verwijst naar: pinnen in het buitenland Deze verwijst naar: losse onderdelen op het pinautomaat e) Een skimmer is een oplichter die probeert jouw bankgegevens te lezen en geld van je rekening af te halen.