Nieuw Nederlands 6e ed - Hoofdstuk 6 - Vakantie oefentoetsen & antwoorden

A. Juist. Het is een bijvoeglijke bijzin. Iedere zin heeft een persoonsvorm. B. Onjuist. Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord. Zin Bijvoeglijke bijzin Zegt iets over zn of vnw? 1 die al maanden over datum is zn 2 die gisteren mijn auto vernielde vnw 3 die geen hoogtevrees hebben. vnw 4 die we vorige week gehuurd hadden zn 5 dat we vorige week organiseerde zn   Tip: je herkent een bijvoeglijke bijzin vaak aan het woord ‘die’, ‘dat’, ‘van wie’ of wat Dat = betr. Vnw Wie = betr. M.i.a. (Je kunt ‘wie’ vervangen door ‘degene die’) Wat = betr. M.i.a. (je kunt ‘wat’ vervangen door ‘datgene wat’) Die = betr. Vnw Van wie = betr. vnw Eigen antwoord. Een goed voorbeeld kan zijn: Karin is verliefd geworden op een jongen die ze pas net ontmoet heeft. Bijvoeglijke bijzin: die ze pas net ontmoet heeft. Betr. vnw: die 1. Hij gaat ervan uit. (uitgaan is het werkwoord dus -uit moet los geschreven worden) 2. De kat zit erbovenop. 3. Ik leun ertegenaan. 4. Ik kijk ertegen aan. (aankijken is het werkwoord dus -aan moet los geschreven worden) 1. Gelijkekansenbeleid (Een samengesteld woord waarin het eerste deel een woordgroep is van een bijvoeglijk naamwoord (of telwoord) wordt in de regel ook helemaal aaneengeschreven. Bij klinkerbotsing komt er een streepje.) 2. Thuiskwam (twee delen van een splitsbaar werkwoord die in dezelfde volgorde naast elkaar staan als in de infinitief) 3. Warmedrankenautomaat (Een samengesteld woord waarin het eerste deel een woordgroep is van een bijvoeglijk naamwoord (of telwoord) wordt in de regel ook helemaal aaneengeschreven. Bij klinkerbotsing komt er een streepje.) 4. Dertigduizend (getallen met honderd en duizend: vijftienduizend; maar: zes miljoen) 5. Achttien miljoen (getallen met honderd en duizend: vijftienduizend; maar: zes miljoen) 1. Vernietigt (hij-vorm dus je schrijft ik-vorm+t) 2. Gebeurt (hij-vorm dus je schrijft ik-vorm+t) 3. Bewijst (hij-vorm dus je schrijft ik-vorm+t) 4. Beleeft (hij-vorm dus je schrijft ik-vorm+t) 5. Belooft (hij-vorm dus je schrijft ik-vorm+t) 6. Verbaast (hij-vorm dus je schrijft ik-vorm+t) 7. Brandt (hij-vorm dus je schrijft ik-vorm+t) 1. (steken) Ik heb veel tijd en energie in die opdracht gestoken. 2  (doen) Waarom hij dit gedaan heeft, (onderzoeken) wordt nog onderzocht.  3. (brengen) De man is naar het ziekenhuis gebracht. 4. (vallen) Er zijn geen andere gewonden gevallen. 5. (uitbreken) Gelukkig is er geen paniek uitgebroken. 6. (verbazen) Andere asielzoekers zijn wel verbaasd. 7. (begrijpen) Heeft iedereen de uitleg van het voltooid deelwoord begrepen? 8. (testen) Het apparaat is getest. 9. (aanbranden) De taart is aangebrand. 10. (verwachten) De uitslag van de test is zoals verwacht. 1. (veranderen) Het rooster verandert regelmatig. 2. (gebeuren) Er is een ernstig ongeluk op de A2 gebeurd. 3. (verfilmen) Zijn alle Harry Potterboeken verfilmd door David Yates? 4. (vertellen) Hij heeft mij verteld dat er geen doden zijn gevallen. 5. (bewonderen) In het museum bewondert de toerist de schilderijen.  6. (verhogen) De Nederlandse regering verhoogt de belasting op tabak.  7. (bewaren) Op zolder heb ik mijn oude speelgoed bewaard. 8. (verdienen) Senn verdient meer geld met zijn bijbaan dan ik.  9. (verzekeren) Er werd mij verzekerd dat ik op tijd terug zou zijn. 10. (bedoelen) Je zei tegen mij dat je dit nooit zo bedoeld had.  11. (bedreigen) De onvriendelijke jongen bedreigt zijn teamgenoot. 12. (ontdooien) Nadat de vriezer ontdooid is, kunnen we hem schoonmaken.  13. (ontvoeren) De dochter van een rijke bankdirecteur werd ontvoerd. 14. (vermoeden) De politie vermoedt dat er om losgeld gevraagd gaat worden. 15. (ontcijferen) Robert Langdon ontcijfert codes in de boeken van Dan Brown.  16. (verzorgen) Wist je dat mijn tante al jaren de bejaarden verzorgt in dit tehuis? 17. (behandelen) Mark zegt dat zijn hond slecht behandeld is door de dierenarts.  18. (verbranden) Let je op, dat je jezelf niet aan de oven verbrandt. Tip: Kijk eerst of het werkwoord dat je moet vervoegen de pv is. Zo ja, dan is dit NOOIT een voltooid deelwoord. A. De haren rijzen je te berge  B. De tand des tijds C. Ter nagedachtenis aan D. ‘s-Gravenhage E. ‘s-Hertogenbosch F.  Uit den boze G. ‘s morgens Eigen antwoord. Een voorbeeld kan zijn: Zorg er te allen tijde voor dat je beleefd blijft tegen je docent. onderwerp bron taalgebruik lay-out a) Het Noorderlicht in Lapland b) Informerend, omdat het echt gaat om een specifieke trip met tips. Het is niet zomaar een amuserend reisdagboek. c) Voor mensen die geïnteresseerd zijn in reizen of zelf naar Lapland willen om het Noorderlicht te zien. Het onderwerp: Het Noorderlicht in Lapland, de bron: een reiswebsite, taalgebruik is geschikt voor iedereen die zelfstandig kan reizen, lay-out is aantrekkelijk door de foto’s. Je wil meteen de reis boeken als je dit ziet als  geïnteresseerde. d) Poollicht, Aurora borealis en dansende groene wolken. e) Een hoge breedtegraad Onbewolkte hemel Geen lichtvervuiling Herfst en winter