Stepping Stones 7e ed - Hoofdstuk 4 - No place like home oefentoetsen & antwoorden

a) mobile home (TW) b) sports court(TW) c) kacheltje (G) d) plug point (A)  e) aanwezigheid (C) f) beloning (F) g) vaardiheden (G) h) twee keer (F) i) office (A) j) tidy (C) k) briefje (A) l) tegenover (TW) m) ruilen (C) n) loft (G) o) bibliotheek (A) p) twee-onder-een-kapwoning (TW) q) neat (F) r) urban (C) s) tekenen (G) t) extraatje (F) Let op: soms zijn er meerdere vertalingen voor een woord, let dan goed op de zin waarin het woord gebruikt wordt.    a) Take the first road on the left. (Stone 11)  b) I share a room with my younger sister. (Stone 11) c) Excuse me, could you tell me where the London Eye is? Just follow the signs. (Stone 11) d) You are walking the wrong way. (Stone 10) e) I‘m/I am taking the train to pick up something from the sport shop. (Stone 12) f) Is Kelly doing sports? No she isn't. She's reading. (Stone 12)   (a) is cleaning                                   (b) is playing                                  (c) are writing                           (d) are solving                            (e) are coming                                 (f) is drawing (g) are babysitting (h) is resting (i) is helping (j) are going   a) Don’t watch too much TV. b) Take the next exit. c) Don’t drink too much coffee. d) Do the dishes tonight.  e) Don’t read chapter 7. f) Carry the groceries home.   1 T 2 F 3 F 4 T 5 F 6 F 7 F   a) the b) an c) a d) a e) - Let op de uitzonderingen; je krijgt geen lidwoord wanneer het over algemene dingen gaat of wanneer we over het specifieke doel van een gebouw praten. Bij een h, u of afkorting moet je goed letten op de uitspraak van het woord. Spreek je het uit met een vowel sound (klinker), dan krijg je an, geen a. a) Let op de schrijfwijze van how (hoe), het wordt nog wel eens verward met who (wie). Hetzelfde geldt voor de schrijfwijze van your. Your is hier bezittelijk en dus schrijf je het op deze manier. You’re betekent you are en yours krijg je alleen wanneer je eerder al genoemd hebt waar het naar verwijst. This is my bedroom, how about yours? Antwoord: How would you describe your bedroom? b) Wanneer iets fysiek naast iets anders is (zoals bij gebouwen), gebruik je next to. Antwoord: Go down there. It is next to the cinema. c) Hij is dat nu aan het doen dus krijg je de present continuous.  Antwoord: I think/I guess he is packing his bag for school.  d)  Je krijgt de present continuous omdat zij daar nu mee bezig is. To do the vacuuming is een uitdrukking. Je kunt ook zeggen: She is vacuuming.   Antwoord: She is trying to do the vacuuming. e)  Let op de schrijfwijze van you’re. Voor the wrong way krijg je geen voorzetsel. Antwoord: Excuse me, you are/you’re going/walking the wrong way/in the wrong direction.   (a)  Come and visit is een vaste uitdrukking om iemand uit te nodigen.  Antwoord: I live in a terraced house in a suburb. Come to visit/Come and visit.   (b)  In het Engels hoef je niet perse there toe te voegen. Na ‘no’ krijg je geen lidwoord. Antwoord: In my quiet village (there) is no tower block.  (c)  vanwege de c van cottage krijg je a. To live in the countryside is een uitdrukking. Ask is hier gebiedende wijs. Antwoord: They have a cottage in the countryside. Ask them for a picture. (d)  Zij is hier enkelvoud en zij is op dit moment bezig met het maaien van het gras. Kijk uit het raam is een gebiedende wijs. Antwoord: We believe/think she is mowing the lawn. Look out the window. (e)  Het gaat hier niet om de functie van de bibliotheek, maar om de locatie dus krijg je the library. Antwoord: I’m/I am looking for the library, how do I get there? Tip: Maak een grammaticaschema (link).   a) a book cover b) a stuffed animal c) an hour away d) the Empire building e) the green house f) next to the kitchen g) a yellow brick house h) the i) - j) an orange Let op de beginletter en of het om iets specifieks gaat of in het algemeen.