Stepping Stones 7e ed - Hoofdstuk 5 - Your world oefentoetsen & antwoorden

a) hagedis b) vleugel c) blaffen d) berg e) vrouwelijk(e) f) gezond g) gehecht aan h) achtervolgen i) schoonmaken j) ongeluk k) vrijheid l) verschil m) gedrag n) milieuvriendelijk o) menigte p) slaan a) paw  b) forest c) scales d) (t0) growl e) male f) protect g) shelter h) predict i) scientist j) sound k) prey l) impress m) smell n) driver o) suddenly p) bird of prey a) Our dog barks when it wants to eat. b) These gorillas live in groups. c) Does your bird have a large beak? d) Is your pet cute or not? e) They live in different parts of the country. f) Does that butterfly have colourful wings? g) Drinkt een olifant veel water? h) They live high up in the trees. i) Where do snakes get their food? j) What does a guinea pig look like? a) James’s or James’ b) tomorrow’s c) women’s d) back of the garden (a garden is a thing) e) twin sisters’ (geen ‘s achter een meervoud-s; alleen een ‘) f) Anne’s  g) neighbours’ (geen ‘s achter een meervoud-s, alleen een ‘) h) capital of England (geographical name) i) Tess’s or Tess’ j) brother’s Tip: Eigenlijk schrijf je altijd ‘s  bij een bezittelijke vorm; maar niet achter een meervoud-s (twin sisters; neighbours). Dit is het verschil:  My brother’s party en (Het feestje van mijn broer) My brothers’ party (Het feestje van mijn broers)   a) many (b) much (c) much (d) many (e) many (f) much (g) many   (h) many (i) many (j) much Tip: Dit is een vrij gemakkelijk grammatica-onderdeel, maar wordt toch nog vaak fout gedaan, omdat mensen niet even hun gedachten checken.  De regel is makkelijk te onthouden met dit ezelsbruggetje: Much fruit, many apples.  Als je er een telwoord voor kunt zetten (bv. three) dan is het many; zoniet dan gebruik je much.  Let op: Geld kun je wel tellen, maar het woord geld niet. Je kunt niet zeggen: 3 gelden.  Let op: De uitzondering is ‘people’ en ‘police’.  Dat zijn woord die geen meervouwd hebben, maar toch gebruik je many. Je zegt dus: many people en many police.    Dit is een hele belangrijke oefening! Zorg dat je GOED weet wanneer je de present simple gebruikt en wanneer je de present continuous gebruikt! Maak gebruik van de signaalwoorden en/of informatie in de zin.  a) always go (present simple; signaalwoord: always (regelmaat) b) is playing (she is er NU niet, dus is ze ergens anders bezig) c) never walk (drukt regelmaat/gewoonte uit) d) is caling (right now; dus nu bezig) e) is always (drukt irritatie of ergernis uit) f) have (geen activiteit die kan voortduren) g) enjoy (sometimes; drukt regelmaat/gewoonte uit) h) are visiting (now; nu mee bezig) i) is singing (Listen! dus nu bezig) j) is crying (drukt irritatie of ergernis uit)   Tip: Dit onderdeel komt nauwelijks aan bod in het hoofdstuk (alleen in ex. 53B en 54) maar is erg belangrijk!  Present simple (eerder geoefend in Hoofdstuk 2) gebruik je bij een feit/gewoonte/regelmaat. Je past de SHIT-regel toe in de bevestigende zinnen en gebruikt don’t/doesn’t/do/does in ontkennende en vragende zinnen.  Present continuous (am/are/is + ww + ing) gebruik je voor iets dat nu gaande is of om irritatie/ergernis uit te drukken.  Als je een zin kunt vertalen met ‘........... aan het ww.’ gebruik dan de present continuous.   bv. Ik ben aan het afwassen - I am doing the dishes Oefen dit goed en veel!