Libre Service Junior deel A+B (oude editie) - Unité 2 - Sports et passions oefentoetsen & antwoorden

a) de overwinning b) het stadion c) verliezen d) muziek spelen e) hopen a) champion: kampioen b) faire du vélo: fietsen c) inoubliable: onvergetelijk d) je m’entraîne: ik train e) adversaire: tegenstander a) Quand est-ce qu’on prend rendez-vous? b) Non, je ne suis pas musicien, ce n’est pas mon truc. c) Excusez-moi, j’ai fait un mauvais numéro. d) Il faut quel matériel? e) On propose d’échanger des recettes délicieuses. a) célèbre b) exposé c) buts d) casque e) futur f) ciao g) demonstration h) quelqu’un i) gourmand j) intéressé a) je peux tu peux il, elle, on peut nous pouvons vous pouvez ils, elles peuvent a) In het nederlands heb je een vorm voor de bezittelijk voornaamwoorden mijn, jouw, zijn/haar, onze, jullie, hun. In het Frans heb je dan  drie vorm(en). b) De ene vorm is mannelijk, de andere vorm is vrouwelijk en nog een vorm is meervoud.  a) Mon frère a marqué beaucoup de buts pendant le match. b) Demain il y a une démonstration contre le racisme à Amsterdam. c) Quelqu’un veut aller avec moi faire les courses? d) Ciao! je dois rentrer, à bientôt! e) Marc est mon fiancé, mon futur mari. f) Il faut mettre un casque quand tu conduis ton scooter.  g) Je prépare mon exposé de français sur Paris. h) Mon père est très gourmand, il adore les tartes et les gâteaux. a) Je peux charger mon portable? b) Elle peut aller avec nous au centre-ville. c) Vous pouvez me donner le sel? d) Tu peux envoyer un message? e) Nous pouvons bien parler français. f) Ils/elles peuvent venir à la fête. a) Cette dame, c’est leur mère. b) Quelle est son adresse? (mannelijk ivm klinker) c) Son idée est très bonne. d) Notre père s’appelle Jean. e) Vos profs sont sympas?. f) Son frère est embêtant! g) Nos amis viennent nous voir. h) Où est ma flûte? Tip: Bij het kiezen van het juiste bezittelijk voornaamwoord volg je 2 stappen: kijk eerst goed welke vorm van het bezittelijk voornaamwoord je moet kiezen daarna kijk je altijd naar het woord dat NA het bezittelijk voornaamwoord komt, is dat woord mannelijk dan kies je de mannelijke vorm bv bij mijn: mon, is dat woord vrouwelijk dan kies je de vrouwelijke vorm bv bij jouw: ta, is dat woord meervoud dan kies je de meervoud bv bij zijn: ses.  Notre, votre en leur blijft hetzelfde bij vrouwelijk en mannelijk Let op! als een zelfstandig naamwoord met een h of een klinker begint kies je altijd mon, ton, son. a) Est-ce qu’on peut se rencontrer à une heure et demie? b) Tout le monde est bienvenu à sept heures dix. c) Vous pouvez venir samedi prochain, à partir de onze heures moins cinq. d) Si tu es intéressé, contacte-nous après trois heures.