Overal NaSk 5e ed
- Hoofdstuk 7 - Krachten
oefentoetsen & antwoorden
5e editie
Klas 1-2|Vmbo-t/havo
Deze toets behandelt de volgende onderwerpen: Krachten, Krachten Tekenen , Krachten Meten, Krachtenschaal, Gravitatie, Zwaartekracht, Veerkracht, Resultante, Beweging, Tegenwerkende krachten, Newton
Toets Nask/Science
Overal NaSk 5e ed
Online maken
Toets afdrukken
Vervorming van een voorwerp, bijvoorbeeld een ei dat breekt als het valt.
Verandering van snelheid, bijvoorbeeld een auto die wegrijdt bij een stoplicht.
Verandering van richting, bijvoorbeeld een zeilschip dat overstag gaat of als je een bocht maakt op de fiets.
Dit noem je een plastische vervorming. Het voorwerp kan niet zomaar meer terug veranderen. Een voorbeeld is een gebotste auto tegen een boom. De auto verandert niet zonder meer weer terug.
Dit noem je een elastische vervorming. Het voorwerp verandert na het uitoefenen van de kracht terug in zijn oorspronkelijke vorm. Een voorbeeld is een tennisbal die na een service of return terug vormt in zijn oorspronkelijke vorm.
Grootte (hoe groot de kracht is), richting (welke kant een kracht uit werkt) en aangrijpingspunt (op welke plek de kracht begint)
Het fenomeen kracht kort je af met F
Met een veerunster of een krachtmeter. Dit zijn geijkte instrumenten waarmee je de grootte van een kracht kunt bepalen.
De grootheid kracht (F) wordt gemeten in de eenheid Newton. De afkorting van deze eenheid is N.
Een krachtenschaal geeft in een tekening aan hoe groot een weergegeven kracht is. Hierdoor kun je in een tekening meerdere krachten met elkaar vergelijken en er zo een uitspraak over doen.
De zwaartekracht, of gravitatiekracht, is een altijd aantrekkende kracht. Deze kracht bestaat op twee voorwerpen met elk een eigen massa. Elk voorwerp met massa heeft een eigen gravitatiekracht; hoe groter de massa is hoe groter deze gravitatiekracht. De zwaartekracht is een vorm van gravitatiekracht naar het midden toe van een hemellichaam. De aarde, maar ook de zon, de maan, de andere planeten en elk ander voorwerp in het heelal heeft dus een zwaartekracht. Hoe groter de massa is van dit hemellichaam, hoe groter dus de zwaartekracht is. Jupiter heeft dus een veel grotere zwaartekracht dan de planeet aarde, en de maan heeft een kleinere zwaartekracht dan de aarde. Mocht je hier meer over willen weten, bezoek dan bijvoorbeeld Space Expo in Noordwijk, het Melkwegpad in Hooghalen of NEMO in Amsterdam.
F = m * g
Het zwaartepunt is een gemiddeld punt in een voorwerp die je kunt bepalen. Je gaat er vanuit dat alle krachten in dit punt beginnen van een voorwerp en dat de volledige kracht in dit punt bestaat.
Massa wordt in kilogram (kg) gemeten.
F = C * u
De resulterende kracht is de som van de krachten. Alle meewerkende krachten en tegenwerkende krachten worden bij elkaar opgeteld en van elkaar afgetrokken: krachten die dezelfde kant uit werken tel je bij elkaar op en de krachten die elkaar tegenwerken haal je dus van elkaar af. Wat overblijft is de resulterende kracht: dit bepaalt welke kant een voorwerp zich begeeft.
Vorm, richting en de snelheid.
Naam van de kracht
Symbool
Zwaartekracht
FZ
Veerkracht
FV
Elektrische Kracht
FE
Wrijvingskracht
FW
Spankracht
FS
Nee, dit is geen eigenschap van een voorwerp. Krachten zijn een interactie, dus een wisselwerking tussen twee voorwerpen die elkaar aantrekken. Elk voorwerp heeft een eigen aantrekkingskracht (vaak onmetelijk klein!) en zal door een ander voorwerp worden aangetrokken (zoals de aarde jou en elk ander voorwerp aantrekt). Op grotere schaal betekent dit dat de aarde door de zon wordt aangetrokken, maar omdat de aarde beweegt, deze in zijn baan blijft.
Het aangrijpingspunt, een krachtenschaal en daarmee een lengte van een pijl en de richting van de pijl, om de kracht te kunnen tekenen.
FZ = m x g
FZ = zwaartekracht
m = massa in kilogram
g = de valversnelling of de gravitatiekracht in Newton per kilogram. Op aarde is deze kracht 9,81 N/kg groot. Onthoud dit getal dus goed!
De gravitatiekracht is een altijd aantrekkende kracht tussen twee voorwerpen. Gravitatiekracht kan een voorwerp dus niet afstoten, zoals een magneet dit wel kan met gelijke polen. Elk voorwerp kent zijn eigen gravitatiekracht. Je merkt zwaartekracht eigenlijk alleen maar als een voorwerp heel groot is, zoals de aarde, de zon of elke ander hemellichaam.
De zwaartekracht is een bijzondere vorm van gravitatiekracht. Deze kracht is op aarde niet overal even groot. Hoe dichter je bij de Noordpool of bij de Zuidpool komt, hoe groter deze kracht is. Op de evenaar is de zwaartekracht dus het kleinst. Het verschil is echter heel klein: op de evenaar is de zwaartekracht ongeveer 9,78 N/kg en op de Noordpool is deze kracht 9,83 N/kg. Dit is dus 0,05 N/kg verschil.
Veerkracht is de kracht die een veer op een persoon of voorwerp uitoefent. De veer werkt de tegenovergestelde kracht uit op het voorwerp of persoon dat beweegt. Daarmee kunnen krachten worden gedempt; in een auto zitten veren bij de wielen. Als je met de wielen door een gat of een drempel rijdt, rekken de veren uit en dempen de schok.
De Derde wet van Newton zegt dat als twee voorwerpen op elkaar een kracht uitoefenen, ze op elkaar een even grote tegenwerkende kracht uitoefenen. Dit betekent in normale woorden als volgt: Als een tas op de grond staat en door de zwaartekracht met een kracht van 20 N wordt aangetrokken, duwt de grond met een tegenwerkende kracht van 20 N de tas weer terug. De tas staat dus stil. De meewerkende kracht en de tegenwerkende kracht zijn allebei even groot en staan in elkaars verlengde. In elkaars verlengde betekent dat als je een liniaal langs de krachten zou leggen, ze op dezelfde lijn liggen.
Een kracht kun je niet zien, maar het gevolg van een kracht kun je wel waarnemen. Met een kracht kun je een voorwerp van vorm, plaats en richting of snelheid veranderen. Omdat je een kracht niet direct kunt waarnemen, maar wel de gevolgen, is er sprake van een abstract begrip.
Uit kunst ken je ook het begrip abstract: het is daarin niet meteen duidelijk wat je kunt of moet waarnemen. Je moet er zelf op basis van de context de betekenis invullen.
LET OP: de tekening is niet helemaal op schaal getekend. Je moet vanuit de trapper een aangrijpingspunt tekenen en vanuit dit aangrijpingspunt een pijl naar beneden tekenen: de kracht gaat immers naar beneden. Ook is aangegeven dat de krachtenschaal 1 cm overeenkomt met 25 N. Dit betekent dat je een pijl van 4 cm met de richting naar beneden moet tekenen. LET OP: TEKENEN MET POTLOOD EN MET EEN GEODRIEHOEK OF LINEAAL. GEEF DUIDELIJK HET AANGRIJPINGSPUNT EN DE RICHTING WEER! TEKEN SCHEMATISCH.
Dit komt omdat gelijksoortige polen elkaar afstoten. Noordpool en noordpool of zuidpool en zuidpool stoten elkaar af. De magneten proberen dus elkaar weg te stoten.
Je kunt, afgeleid uit de grafiek gemaakt op basis van de gegevens in tabel 2, zien dat er een rechte lijn wordt gevormd. Een rechte lijn die ontstaat bij een meting, is de aanwijzing dat er sprake is van een rechtevenredig verband; de verandering in de parameters is regelmatig.
Tabel 2
Massa (kg)
Zwaartekracht (N)
001
9,81
2
19,62
3
29,24
4
39,24
5
49,05
6
58,86
7
68,67
8
78,48
9
88,29
10
98,10
Het zwaartepunt van een voorwerp bepaal je door het voorwerp zo op te hangen, dat je de middellijnen via een draad met gewicht kunt bepalen. Doe dit over de lengte en de breedte van het voorwerp. Het snijpunt van deze lijnen is het zwaartepunt.
Massa is de hoeveelheid stof. Dit druk je uit in kilogram. Het gewicht is het gevolg van de gravitatiekracht die aan deze massa trekt. Het gewicht moet je dus natuurkundig gezien uitdrukken in Newton. Op aarde heet de kracht die aan de massa trekt dus de gewichtskracht. Deze kracht is 9,81 N/kg (zeg 9,81 newton per kilogram). Deze gewichtskracht, of gravitatiekracht, is per hemellichaam verschillend.Op de maan is deze kracht bijvoorbeeld 1,63 N/kg, op Jupiter 24,79 N/kg.
Voor F = 0,5 N en u = 2 cm geldt dus
C = 0,5 N /2 cm
C = 0,25 N/cm
Conclusie: De veerconstante is 0,25 N/cm.
Tabel 3b
Kracht (N)
Lengte (cm)
Uitrekking (cm)
veerconstante (N/cm)
0,0
18
0-
0,5
20
2
0,25
1,0
22
4
0,25
1,5
24
6
0,25
2,0
26
8
0,25
Bij een toename van nogmaals 10 g wordt de uitrekking 2x zo groot. De veer rekt 3,824 cm uit.
Gegeven: FA = 1100N ; FB = 1150 N
Gevraagd: Ft
Formule: Ft = FB - FA
Berekening: Ft = 1150 N - 1100 N
Ft = 50 N
Conclusie: Team B wint met 50 N verschil
Ja, maar deze kracht is zo klein, dat je deze nagenoeg niet kunt meten. Bij benadering is deze kracht kleiner dan 1 μN. Ook tussen twee personen (en die hebben een massa!) bestaat dus een gravitatiekracht.
Bij een vrije val val je naar de aarde toe. De enige kracht die je aantrekt op dat moment, is de zwaartekracht. Geen andere krachten werken op dat moment op je. De versnelling van je lichaam is op dat moment gelijk aan de valversnelling. Je ervaart op dat moment dus geen gewicht en je kunt vrij rondzweven. Astronauten oefenen op deze manier op aarde gewichtsloze omstandigheden. De NASA laat in zijn trainingsprogramma een vliegtuig (met oefenende astronauten) gecontroleerd naar beneden storten (een parabolische vlucht). In een korte periode kan men dan een gewichtloze toestand ervaren. De vliegtuigen van de NASA die hier gebruikt voor worden, hebben de illustere naam Vomit Comet. Kijk ook naar deze film als je er meer interesse in hebt https://www.youtube.com/watch?v=b3Lpdm5Pp68.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.