Zugspitze 1 LRN-line - Hoofdstuk Schritt 9-16 - Eckbauerbahn oefentoetsen & antwoorden

a) der Ausflug b) das Auto c) fahren d) das Frühstück e) Liebe Anna! f) Österreich g) das Wetter h) das Wochenende i) ankreuzen j) bezahlen k) das Einzelzimmer l) der Jugendliche m) der Kurs n) die Stunde o) die Geschwister p) der Junge q) die Lieblingsfarben r) das Mädchen s) die Mutter t) der Vater Tip: Denk aan de hoofdletters bij zelfstandige naamwoorden. Vergeet niet het meervoud en de voltooide deelwoorden mee te leren.   a) Januar b) Februar c) März d) April e) Mai f) Juni g) Juli h) august i) September j) Oktober k) November l) Dezember   a) Kann ich Ihnen helfen? b) Die Äpfel sind im Angebot. c) Ich brauche eine Tüte. d) Wann stehst du auf? e) Ich frühstücke um 7 Uhr. f) Wann hast du Fußballtraining? Tip: Soms helpt het om de woorden van de Nederlandse zin wat te husselen. Door het anders te zeggen, kun je het ook anders in het Duits vertalen. Het gaat om de inhoud, en dat kan soms op meerdere manieren. Als je iets moet kiezen, maak het jezelf dan niet te moeilijk. Kies voor datgeen wat je zeker weet. a) esttenten, dus e/st/t/en/t/en   a) Viertel, denk aan de hoofdletter b) nach en vor c) halb d) Uhr, denk aan de hoofdletter a) 3 x 3 is 9, neun b) 13 -11 is 2, zwei c) 4 +1 is 5, fünf d) 8 + 4 is 12, zwölf e) 17 – 1 is 16, sechzehn Let op de juiste spelling, vergeet de umlaut niet! Getallen schrijf je allemaal met een kleine letter.   a) mache (e achter de stam, want er staat ich in de zin) b) macht (t achter de stam, want er staat er in de zin) c) machen (hele werkwoord/en achter de stam, want er staat wir in de zin) d) machen (hele werkwoord/en achter de stam, want er staat wir in de zin) e) machst (st achter de stam, want er staat du in de zin) Zorg dat je het ezelsbruggetje van esttenten perfect kan toepassen. Je hebt dit altijd nodig! Let op de persoonlijke voornaamwoorden in een zin. Staat dit er niet, kijk dan of het enkelvoud of meervoud is. Hiervoor kijk je dan bij de juiste sie-vorm.   a) halb vier/drei Uhr dreißig b) fünf nach halb vier/drei Uhr fünfunddreißig c) Viertel vor vier/drei Uhr fünfundvierzig d) vier Uhr e) zehn nach vier/vier Uhr zehn f) zwanzig nach vier/zehn vor halb fünf/vier Uhr zwanzig Tip: Je kan de kloktijden gewoon uitschrijven, maar als je het makkelijker vindt kun je ze ook digitaal uitschrijven. Kies voor die variant, waarvan je de getallen in ieder geval  weet. Ga er geen combi van maken, zoals bijvoorbeeld es ist halb vierzehn. Of je kiest voor halb drei, of je kiest voor vierzehn Uhr dreißig.    a) kommt (denk aan de dubbele m!) b) heiße c) sucht d) macht e) kommst f) gehen g) reparierst h) fragt i) lernen j) finden Tip: Zorg dat je het ezelsbruggetje van esttenten foutloos kunt toepassen, je hebt het in bijna iedere zin die je maakt nodig.  a) die, want vriendin is vrouwelijk b) der, want grootvader is mannelijk c) der, want hond is een mannetje (in het Duits staat er vaak –in achter als het een vrouwelijk dier is) d) das, want je zegt HET spel e) das, want het is onzijdig, je kan niet zien of het een jongetje of een meisje is   a) eine b) ein c) ein d) eine e) ein f) kein Onthoud, die eindigt op een e, dus dan moet er achter ein ook een e.