Nova NaSk1 4e ed - Hoofdstuk 7 - Stoffen oefentoetsen & antwoorden

  Grootheid Symbool Eenheid Symbool Dichtheid ρ gram per kubieke centimeter $\rm g/cm^3$ massa m gram g volume V kubieke centimeter $\rm cm^3$   Een zuivere stof heeft maar 1 soort moleculen en een mengsel bestaat uit 2 of meerdere soorten moleculen.    Wanneer je niet meteen ziet (bijvoorbeeld zand in water is meteen zichtbaar dat het een mengsel is) kun je het vloeistof verwarmen. Je meet dan de temperatuur ten opzichte van de tijd. Zodra de vloeistof begint te koken moet je goed opletten. Als het op dezelfde temperatuur blijft en je dus een kookpunt hebt, is het een zuivere stof. Wanneer het tijdens het koken in temperatuur stijgt, heb je een kooktraject en te maken met een mengsel.   Mogelijke antwoorden zijn: geur, kleur, smaak, oplosbaarheid, geleidbaarheid van elektriciteit, geleidbaarheid van warmte, dichtheid.   Het eerste symbool (vlammetje) staat voor dat een stof (licht) ontvlambaar is. Houd deze stof dus uit het bereik van vuur. Het tweede symbool (doodshoofd) betekent dat een stof giftig is.  Het derde symbool (reageerbuisjes met hand) betekent dat een stof corrosief is. Werk daarom met handschoenen op bepaalde oppervlaktes.  Bij een chemische reactie gaan de bindingen tussen moleculen kapot en worden er nieuwe moleculen gevormd. Je krijgt dat echt een andere stof. Bij een natuurkundige reactie gaan de moleculen niet kapot en verandert alleen de fase (gas, vloeibaar, vast).   Bij een verbrandingsreactie heb je altijd een brandbare stof nodig, voldoende zuurstof en een temperatuur die hoog genoeg is.    a) Een chemische reactie b) Een chemische reactie c) Een faseovergang d) Een faseovergang e) Een chemische reactie f) Een faseovergang   De dichtheid bereken je met de formule: ρ = m / V. De dichtheid (ρ) in gram per kubieke centimeter ($\rm cm^3$) = massa (m) in gram (g) / het volume (V) in kubieke centimeter ($\rm cm^3$)   Een reactieschema van de verbranding van aardgas ziet er zo uit: methaan + zuurstof → koolstofdioxide en water Let op: gebruik een → tussen de beginproducten en de reactieproducten en geen = teken. Met een pijl laat je zien dat het gaat om een reactie. Bovendien is er bij een verbrandingsreactie ALTIJD zuurstof nodig en staat dat voor de →    Een reactieschema van het ontleden van water ziet er zo uit: water → waterstof en zuurstof Let op: bij een ontledingsreactie heb je altijd maar 1 stof voor de pijl en minimaal 2 na de pijl.    Eerst moet je omrekenen van Celsius naar Kelvin. Kamertemperatuur is 20 + 273 = 293 Kelvin. Stoffen zijn vast, wanneer het smeltpunt boven 293 Kelvin ligt. Stoffen zijn vloeibaar, wanneer het smeltpunt boven, maar het kookpunt onder 293 ligt. Stoffen zijn gasvormig, wanneer het kookpunt onder 293 Kelvin ligt.  Vaste stoffen: ijzer Vloeistoffen: alcohol, water, zwavelzuur, kwik Gassen: chloor, neon Gegeven: m = 23,4 gram en V = 3,0 $\rm cm^3$Gevraagd: dichtheid (ρ)Formule: dichtheid (ρ) = massa (m) / volume (V)Berekening: ρ = 23,4 / 3,0 = 7,8 $\rm g/cm^3$Vervolgens zoek je in BINAS tabel 15 de dichtheid op en dan vind je dat het voorwerp van staal is gemaakt.Conclusie: De dichtheid is 7,8 $\rm g/cm^3$ en de stof is staal.