Libre Service 4e ed/ LRN-line - Unité 5 - Idées reçues oefentoetsen & antwoorden

a) onder (écouter) b) het hoger onderwijs (écrire) c) Het is ongelooflijk. (parler) d) een tegenspraak (lire) e) door elkaar halen/verwarren (lire)  f) Ik zorg voor mijn hond.. (regarder) g) denkbaar/voorstelbaar (écouter) h) een grote beurs (écrire)   a) un malentendu (parler) b) ça concerne (parler) c) un métier d’homme (écouter) d) dépassé (lire) e) l’internaute (regarder).  f) Elle est douée. (écrire) Tip: Let op de extra -e bij doué, want het is vrouwelijk enkelvoud. g) capable (écouter) h) Nous passons le bac. (écrire) Tip: Nous passons → passer min -er + ons in de nous-vorm.   a) Les élèves n’accordent pas assez d’attention au professeur. (écrire) a) Let op dat de leerlingen meervoud is, dus je accorde in het meervoud zet. Zo wordt aux in de originele zin dan ook mannelijk enkelvoud (à+le → au) b) Qu'est-ce que vous en pensez ? (écrire) Let op: tu penses → vous pensez c) Nous pensons/On pense que tu te trompes. (parler) Let op: se tromper is het hele werkwoord van vous vous trompez, dus dat vervoeg je als een wederkerend werkwoord. d) Il faut résoudre ce problème. (parler)   a) Je n’ai ni sœur ni frère.  b) Vous n’avez jamais suivi un cours. Let op: Het voltooid deelwoord van suivre is suivi. c) Il n’y a rien. d) Jamie ne le sais pas non plus. e) Non, il ne veut plus de jouet. Let op dat na de ontkenning het woordje de komt i.p.v. een bepaald lidwoord.   a) In de nous-vorm krijgen werkwoorden die op -ger eindigen en een extra -e voor de uitspraak: nous mangeons. (manuel 21.13.2) b) Ils/elles lèvent. Werkwoorden met een stomme -e in de stam krijgen een accent grave in de uitgang. (manuel 21.13.3)   a) Je gebruikt het bepaalde lidwoord (le, la, l’, les) na de werkwoorden aimer, détester, préférer en adorer. (manuel 1.4) b) Het is een mannelijk voorzetsel. Het kan bestaan uit een samentrekking van à en le of een voorzetsel voor een mannelijk land (Je vais au Portugal → Ik ga naar Portugal.)   a) Non, il n’y a guère place (pour quatre personnes). b) Non, je n’ai/tu n’as ni de chien ni de chat. c) Non, vous n’avez/je n’ai aucune idée en ce moment. Let op: achter aucune moet een -e, omdat het woord idée vrouwelijk is. d) Non, tu n’as vu/je n’ai vu personne dans le parc. e) Non, Marie ne s’est pas encore brossé les dents. Let op: encore vervangt hier het woord déjà. f) Non, ils ne sont nulle part allés. Let op: nulle part vervangt chez le coiffeur. g) Non, ce n’est pas loin d’ici. Let op: c’ verandert in ce door de klinkerbotsing met n’.   a) Je considère cette mesure comme vrai. Let op: een accent op de -e bij dit werkwoord in de présent. b) Vous tienriez ma main quand je serai chez mon oncle ? c) Non, tu n’empêches personne ! d) Hier, nous partions ensemble à la fête. e) Jean et Chris ont ajouté un image dans le document. f) Elles préfèrent la couleur bleue. g) Tu peux prouver l’inégalité contre les hommes ? Let op: na een vervoegd werkwoord komt altijd een heel werkwoord. h) Madame LeBrun commençait le cours en retard, quel horreur ! i) Ouf, elle s’est moquée de monsieur le proviseur… Let op: een extra -e bij moquée, want het is vrouwelijk enkelvoud (elle). j) Les garçon ne jetteront jamais leurs déchets. Let op: een extra -t in de stam bij dit werkwoord in de futur simple.   a) Le samedi, on fait toujours du foot. Zie manuel 1.4 b) Tu veux un peu d’eau ? Let op: un peu is een woord van hoeveelheid. c) Non, merci. Donne-moi un morceau de cette/la tarte. Let op: je kan zeggen: deze taart of de taart. Beide zijn correct. d) Woah, ma mère a gagné beaucoup d’argent ! Let op: beaucoup is een woord van hoeveelheid. e) L’utilisation du portable est mal éduquée aux enfants. Zie manuel 1.4 f) L’année prochaine, on ira à Paris en France. Zie manuel 1.8 g) Ton frère a montré sa montre aux parents. Let op :eigenlijk staat er: à les parents (hij laat iets zien aan de ouders), maar à les verandert in aux. h) Elle a encore quelques heures. Zie manuel 1.7 i) On n’a jamais eu de vin dans la boutique. Zie manuel 1.6 j) Tu aimes l’Italie ? Zie manuel 1.8