Trabitour 4e ed/ FLEX deel A + B - Kapitel 1 - Voll im Trend! oefentoetsen & antwoorden

  a) de fiets b) zogenaamd c) in het ideale geval, idealiter d) de kiosk e) jammerlijk mislukt f) een beetje   a) moeilijk b) hoe … des te …. (hoe hoger de temperatuur, des te meer mensen naar het strand) c)gemakkelijk, eenvoudig, simpel d) bijna e) desondanks f) vaak g) kennelijk h) want i) schon j) unbedingt k) gleichzeitig l) erfolgreich m) ziemlich n) leider o) wenigstens   a) de reden b) de plek, plaats, het plein c) de geur, de reuk d) de vriendenkring e) de pan f) de enquête g) de sigaret h) het/de deksel   a) erover nadenken b) vinden van c) vertellen d) stoppen (iets te doen, bijv. roken, pesten) e) consumeren, tot zich nemen f) op de hoogte zijn g) aussuchen h) einrichten i) brauchen j) ausbreiten k) klappen   a)  Ich trage was mir gefällt. Und du? Ich finde es wichtig, dass die Mitarbeiter/Arbeiter ehrlich bezahlt werden. b) Das haben wir zusammen mit Freunden gemacht. c) Mode und Styling ist für mich nicht so interessant, denn ich finde viele Sachen zu teuer. d) Nein, ich habe keine Frage, sondern einen Tipp.     a) dragen ich trage du trägst er/sie/es trägt wir tragen ihr tragt sie/Sie tragen  TIP: denk bij du/er/sie/es aan de a/ä-wissel   b) zien   ich sehe du siehst er/sie/es sieht wir sehen ihr seht sie/Sie sehen TIP: en bij du/er/sie/es aan de e/ie-wissel   Bij alle zinnen a) t/m k) gaat het om overblijfselen van 2e naamval/genitief. De dikgedrukte woorden betekenen eigenlijk “van de” (a/b/c/j) of “van wie” (k)   Bij de zinnen d), f), g) en i) herken je steeds de “s”, die je bij de tweede naamval mannelijk en onzijdig terug ziet. ‘s is een restant van “des".  elf uur ‘s ochtends = elf uur van de ochtend.   Zo ook bij stedennamen zoals  ‘s Gravenhage en ‘s Hertogenbosch. Dat was ooit: De haghe van de graaf (het bos van de graaf, het bos waar de graaf woont) en Het bosch van de hertog. Als je dit eenmaal (her)kent zul je ook nooit meer de apostrof op de verkeerde plaats zetten.   mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud 1 der  die das die 2 des +s der des +s der 3 dem  der dem den +n 4 den die das die   a) 4e naamval: ik heb hem gelezen, lijdend voorwerp. b) 2e naamval: de fiets van mijn vriend c) 3e naamval: voor zijn moeder meegenomen d) 3e naamval: aan mijn vriend e) 2e naamval: de piloot van het vliegtuig f) 3e naamval: aan de leraar gezegd g) 1e naamval: zij is de stift verloren.   Hieronder zie je de vorm die in de zinnen gebruikt is. (b) = zin b) mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud 1 der  die das die 2 des +s (e) der des +s der 3 dem (f) der dem den +n 4 den die das die   mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud 1 ein eine (g) ein keine 2 eines +s (b) einer  eines +s keiner 3 einem (d) einer (c) einem keinen +n 4 einen  eine  ein (a) keine     In de verleden tijd krijgt een sterk werkwoord een andere klinker (ik loop, ik liep → ich laufe, ich lief). En het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord eindigt op -en. (gelopen, gelaufen) (En bij zwakke werkwoorden eindigt het het voltooid deelwoord op -t, bijv. gewohnt, gespielt)   hele werkwoord verleden tijd voltooid deelwoord a) essen er aß er hat gegessen b) machen er machte er hat gemacht c) geben er gab er hat gegeben d) tragen er trug er hat getragen e) finden er fand er hat gefunden a) sterk b) zwak c) sterk d) sterk e) sterk Zie de vetgedrukte klinkerwijziging (hele werkwoord → verleden tijd) en uitgang -en (voltooid deelwoord)   fahren ... is een sterk werkwoord (ich fahre → ich fuhr → ich bin gefahren) … heeft een a in de stam (fahr-)  … wijzigt bij de vormen DU en ER/SIE/ES (tegenwoordige tijd) van a naar ä du fährst, er/sie/es fährt   sehen ... is een sterk werkwoord (ich sehe → ich sah → ich habe gesehen) … heeft een e in de stam (seh-)  … wijzigt bij de vormen DU en ER/SIE/ES (tegenwoordige tijd) van e naar ie …. een lange e i omdat de e in sehen ook lang klinkt du liest, er/sie/es liest   Nehmen klinkt weliswaar lang , maar krijgt tóch een korte i (zie regel bij opdracht 11). du nimmst, er/sie/es nimmt   stehen is weliswaar een sterk werkwoord (ich stehe → ich stand → ich habe gestanden), maar hier is de e/ie- wissel niet van toepassing. DIt is een uitzondering op de regel.  du stehst er/sie/es steht Net zo gebeurt dit bij ‘gehen’   Vetgedrukt in de opdracht hierboven staan woorden die je helpen bij begrip van de zin. a) Krankheit b) Fortsetzung c) Umfrage d) Insel e) Wahl / Auswahl blijven over: die Bude/Trinkhalle en die Hauptsache    a) Es gefällt mir nicht, dass das Viertel langweilig ist. (Ich finde es blöd, dass …. ) b) Die heutigen Trends sind interessant für uns, weil das Aussehen meiner Freundinnen wichtig für mich ist. c) Dieser Vortrag/Diese Präsentation hat Einfluss auf den Konsum dieses Produkts.   a) empfiehlt (sterk werkwoord, e-ie-wissel, lange klank, dus lange IE) b) achtet nicht (zwak werkwoord) c) Erfährst (sterk werkwood, a-ä-wissel d) stehst du (“findest du” kan hier niet, omdat het woordje “zu” in de zin hoort) e) hält fest f) erzählt   a) een jongere, de jongere: der Jugendliche b) het/de deksel: der Deckel c) het vliegtuig: der Flieger / das Flugzeug   a) wichtig, nachhaltig b) unbedingt, langweilig c) schon, inzwischen d) den Deckel e) stehst du zu  gefällt mir ekelhaft/eklig a) der Deckel des Topfes b) der Pilot des Fliegers (2e mogelijkheid: der Pilot des Flugzeugs) c) die Empfehlung des Arztes d) der Einfluss eines Trends e) der Geruch dieser Blume e) die Umfrage unserer Agentur   Hieronder zie je de vorm die in de zinnen gebruikt is. (b) = zin b) mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud 1 der  die das die 2 des +s (a) (b) (c) der (b) (c) des +s (c2e optie) der 3 dem der dem den +n 4 den die das die   mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud 1 ein eine ein keine 2 eines +s (d) einer (e) eines +s keiner 3 einem einer  einem keinen +n 4 einen  eine  ein keine