Stepping Stones 7e ed/FLEX - Hoofdstuk 1 - The world around you oefentoetsen & antwoorden

a) serieus b) verstandig c) erbij horen d) leeftijdsgenoot e) het er niet mee eens zijn f) verslavend g) gevaar h) beïnvloeden i) aanstekelijk j) schatting k) uitgebreid l) inhouden m) omgaan/communiceren met n) speels o) prestatie p) liefde, genegenheid q) voldoening   a) stubborn  b) companion  c) to lose touch with d) apparently e) to object to f) claim g) playground h) stand out i) in company  j) inferior k) necessity l) fluently m) pressure  n) struggle with o) consent p) immerse q) thrilled   a) Did you go anywhere interesting? b) Surfing is something I’ve never done. c) Would you recommend it? d) Anyway, it was lovely to spend time with you. e) Would you say that we should all be vaccinated? f) I see your point, but if you ask me it is childish. g) I suppose so, but I prefer to stay sensible to not make a mistake. h) As a matter of fact, I’d love to explore new countries. a) ‘een aantal’, ‘enkele’ en ‘wat’. b) anywhere, anything, anybody, anyone (drie van de vier) c)  in de meeste vragen in ontkennende zinnen d)  in bevestigende zinnen  bij vragen met aanbod  bij vragen waarbij het antwoord ‘ja’ is. e) om iets met nadruk te zeggen. f) Een gerund gebruik je als een zelfstandig naamwoord. Je kunt een gerund gebruiken als onderwerp of na werkwoord als ‘to like’, ‘to love’, ‘to miss’, ‘to avoid’ (‘to stop’, ‘to start’, ‘to keep on’). Een gerund eindigt op ‘-ing’.   a) eating / to eat b) to visit c) playing / to play d) to wash e) watching f) dancing / to dance g) to send h) playing / to play  i) taking Tip:   Er zijn werkwoorden waarna je altijd een gerund gebruikt: ‘(dis)like’, love’, ‘avoid’, ‘consider’, ‘enjoy’, ‘finish’, ‘quit’, ‘miss’).  Er zijn een aantal werkwoorden waarna altijd een infinitief komt (‘hope’, ‘expect’, ‘ask’, ‘refuse’, ‘agree’, ‘choose’, ‘decide’, ‘want’, ‘forget’, ‘remember’).  Er zijn ook werkwoorden waarna zowel een gerund als een infinitief kan (‘begin’, ‘continue’, ‘hate’, ‘start’). De zin betekent hetzelfde .   a) any b) something c) anyone d) anything e) someone f) nobody g) every h) anywhere Tip: Some gebruik je in bevestigende zinnen, in vragen waarop het antwoord ‘ja’ is en in vragen waarmee je iets aanbiedt. Any gebruik je in de meeste vragen en in ontkennende zinnen.   a) Is she? > present simple > geen tijdsaanduiding in het verleden en geen duurvorm, dus present simple. b) didn’t we go > past simple > last night = past simple c) will you do? > will/shall future > ‘If you lose’ geeft toekomst aan > toekomstvoorspelling zonder bewijs. d) wasn’t working > past continuous > twee situaties (studeren en bellen), het studeren was aan de gang (=duurvorm > continuous). Aan ‘called’ zie je dat het in het verleden aan de gang was. Je ziet het ook aan het signaalwoord ‘when’. e) Were you > past simple > yesterday = past simple   f) was Joe sitting > past continuous > twee situaties (arriveren en zitten, het zitten was aan de gang (=duurvorm > continuous). Aan ‘arrived’ zie je dat het in het verleden aan de gang was. Je ziet het ook aan het signaalwoord ‘when’. g) have you studied? > present perfect > het studeren is afgelopen maar het resultaat is nog steeds merkbaar. h) haven’t found > present perfect > iets is in het verleden begonnen en duurt nog steeds voort.  i) Do we make? > present simple > geen tijdsaanduiding in het verleden en geen duurvorm, dus present simple. j) will > future simple > het is niet helemaal zeker k) Shall > future simple > vraagzin me I/we gebruik je ‘shall’. Met name als je iemand zijn mening wil of iets aanbiedt of iets voorstelt.  l) are going to > future simple > voorspelling voor de toekomst (waarvan we al bewijs zien in de toekomst)   a) stealing  b) to be  c) to be > ‘expect’ > moest je leren als woord dat altijd met een infinitive gaat. d) seeing  e) to rain  f) meeting >’avoid’ > moest je leren als woord dat altijd met een gerund gaat.   a) some b) no c) any d) anything e) something f) anybody g) somebody